Carter Nick : другие произведения.

De rode wacht: The red guard

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 34
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De rode wacht
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijk titel: The red guard
  
  No 1967 By Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex van Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0299 9
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  Romanpers B.V. - Amsterdam
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  -
  
  De dunne nachtmist die, geruisloos en sinister en zacht als een kat, uit de Baai landinwaarts sloop, legde een dempende witte wade over het stukje oud en nieuw China in San Francisco. Het was een druilerige oktoberdag geweest met lage wolken en af en toe regen, en de avond was vroeg gevallen. China-town, gezien door een filter van vochtig gaas, was een door neon verlicht toneel waar obscure figuren zich op geheimzinnige missies bevonden.
  
  Op deze avond zou het voor een vreemdeling makkelijk zijn geweest in China-town te verdwalen. Maar als hij had verkozen door de mist omhuld op een hoek te blijven staan en te luisteren, zou hij geweten hebben waar hij was door de dialecten van de voorbijgangers - Peking, Kanton, Sjanghai, Hongkong - en vooral het geslof van Chinese schoenen op het natte trottoir. Dit slissende geluid kwam van de ouderen; de nieuwe generatie in China-town liep met deinende minirokken en schetterende transistorradio's, klakkende hoge hakken en kletterende, met ijzer beslagen cowboylaarzen.
  
  Aan de grens van China-town, in Bush Street bij Stockton, bevond ' zich een kleine boekwinkel met twee bloedrode neonreclames. Op de ene stond in Engels: Zn- en Verkoop van Boeken - Oud en Nieuw - Antieke Boeken. Het andere neonbord vertoonde dezelfde mededeling in Chinese lettertekens.
  
  Soen Jat, de eigenaar van de boekwinkel, bevond zich in de achterkamer en dronk een kopje zwarte drakenthee - oeloeng in het Kantonees - en bladerde in zijn nieuwste pornografische aanwinst. Het was amusant en nogal stimulerend, en Soen Jat begon behoefte aan een vrouw te krijgen. Hij zou nog een opiumpil nemen eer hij op zoek ging naar de vrouw. Nog één opiumpil. Zoals hij wist zou deze zijn zintuigen - maar niet het genot - afstompen, zodat zijn prostituee hem gedurende minstens een uur kon stimuleren zonder dat zijn levenssappen uit hem zouden stromen. Soen Jat nipte aan zijn thee en glimlachte, in dromen verzonken, terwijl hij bladerde in dit zeldzame exemplaar van de Tsjin Ping Mei. Terwille van het grotere plezier en omdat hij een analytische geest had, probeerde hij te berekenen waar hij toe in staat zou zijn als hij maar één opiumpil nam. En als hij er nu eens twee nam?
  
  
  
  Soen Jat schudde zijn hoofd en glimlachte om zijn fantasieën, maar niettemin probeerde hij ratio en quotiënt te berekenen en, dacht hij, de wet van afnemend profijt. Als je twee opiumpillen nam, wilde dat nog niet zeggen dat je twee keer zo potent en volhardend zou zijn. Helemaal niet. Er moest een X-factor zijn, een onbekende, ergens verborgen in ...
  
  De bel boven de deur tinkelde. Soen Jat zuchtte en legde het boek naast zijn kopje, er op lettend dat er geen kreukels in of vlekken kwamen op het papier dat de kleur van oud ivoor had aangenomen. Het boek was minstens tweeduizend dollar waard en hij had al een begerige koper. Toch wilde hij er niet graag afstand van doen. Het was voor een groot bedrag via Hongkong uit China gesmokkeld. Alleen al de erotische prenten, uitgevoerd door een meester, waren een fortuin waard. Terwijl hij de achterkamer verliet keek Soen Jat op de klok aan de muur. Tien over negen. Hij had de winkel tien minuten geleden moeten sluiten, als hij niet zo verdiept was geweest in de Tsjin Ping Mei. Hij trok zijn das recht terwijl hij de groene gordijnen opzij schoof die naar de winkel voerden, en hij was benieuwd wie zijn late klant kon zijn. Zo laat op de avond was er nooit veel te doen. Het ergerde hem eigenlijk een beetje dat de bel was gegaan. Hij had geen behoefte aan klanten - de boekwinkel was camouflage, hij had andere en betere inkomstenbronnen - en hij verafschuwde snuffelaars die zijn tijd verknoeiden en niets kochten. Hij zou, dacht hij nu, deze indringers snel wegsturen. Dan zou hij Soe-Soe opbellen en haar vragen te komen. Zesduizend stoten - hmmm? Zou dat echt mogelijk zijn?
  
  Er stonden twee mannen voor in de winkel. Ze waren beiden lang, droegen beiden een regenjas en een donkere hoed, waren beiden blank. Een van de mannen stond voor de toonbank op Soen Jat te wachten. De ander stond voor een molen met pocketboeken bij de winkeldeur.
  
  Soen Jat, een nogal knappe kleine man van in de vijftig met grijze slapen, was niet dom. Als hij zich niet in de Erotische Zevende Hemel had bevonden en zijn gewoonlijk scherpe geest met vervuld was geweest van de aanstaande geneugten van deze avond, zou hij het gevaar eerder hebben bespeurd. Dan zou hij zich misschien zelfs hebben kunnen redden. Hij had een .38 revolver in een doos onder de toonbank, waar het kleingeld en de postzegels in zaten. Soen Jat keek de lange man aan de andere kant van de toonbank aan. In goed Engels met nauwelijks een accent vroeg hij: 'Ja, meneer? Wat kan ik vanavond voor u doen?'
  
  De man in de regenjas legde twee enorme handen op de glazen toonbank en boog zich naar voren. Hij had zich pas geschoren en de kleine Chinees rook de aftershave lotion. En opeens stond de toestand hem helemaal niet aan. De lange man had kleine, blauwe ogen, van een zeer lichtblauw, koud als de sneeuw. Het ergste was het volslagen ontbreken van een uitdrukking in de ogen - het waren net twee blauwe spiegels die Soen Jat in het gezicht schenen. Zonder zijn blik van Soen Jat af te wenden zei de lange man: 'Okay, Nat?'
  
  De andere man, die niet langer de pocketboeken bekeek, staarde door het raam naar de mistige straat. Hij knikte. 'Okay.'
  
  Soen Jat werd door zijn instinct gewaarschuwd - te laat. De grote hand van de man schoot over de toonbank en greep Soen Jats hemd en das beet. Hij werd half over de toonbank getrokken. De lange man zei: 'De adem van de draak is zuur.'
  
  Dat was het dus! Als Soen Jat ruimte had gehad zou hij een zucht van verlichting hebben geslaakt. Het waren gewoon twee boodschappers, deze harde knapen. Maar waarom deden ze zo vreemd? Zo ruw? Alsof er iets mis was gegaan - alsof iemand, zij, het wisten!
  
  De kleine Chinees schopte en worstelde dapper. Hij zag kans uit te brengen: 'Maar als de draak liefheeft, is zijn adem zoet!'
  
  De grote hand gleed naar zijn keel en drukte. Zijn ogen puilden nu uit. De lange man vroeg: 'Ben jij Soen Jat?'
  
  De kleine man, die vergeefs naar de hand aan zijn keel klauwde, knikte woest. Hij kon geen adem krijgen. De winkel werd nu donker, tolde rond in een nevel. Een glimlachje trok langs de mond van de man. 'Weet je zeker dat je Soen Jat bent? Ik zou niet graag een vergissing begaan.'
  
  Soen Jat knikte weer. Hij was zich er vaag van bewust dat de andere man de jaloezieën voor de deur en ramen had laten zakken. Hij ving een glimp op van het bordje GESLOTEN dat de man voor de deur hing.
  
  De man die de jaloezieën had neergelaten, deed nu de deur op slot. Hij draaide zich om en kwam naar de toonbank. 'Okay,' mompelde hij. 'Laten we er een eind aan maken!' De man die Soen Jat vasthield, liet zijn greep een tikje verslappen. Hij kon weer ademen. De man trok hem als een baal over de toonbank en hield hem rechtop aan de kraag van zijn jasje. Soen Jat snakte naar adem, jammerde van pijn en woede, en tastte met beide handen naar zijn keel. Zijn dorre, holle stem kraakte in zijn pijnlijke keel: 'B-ben je gek - wat doe je - ik ben niet...'
  
  De andere man trapte Soen Jat hard in de liezen. De kleine Chinees opende zijn mond in een geruisloze gil, de pijn was zo intens en onverdraaglijk dat hij het niet onder woorden kon brengen. De lange man draaide Soen Jats armen op zijn rug en hield hem overeind. De andere man gaf hem nogmaals een trap. 'Okay,' gromde hij. 'Laat hem los. Laten we er een eind aan maken en hem smeren.'
  
  De man die Soen Jat had vastgehouden liet hem los. De Chinees viel op de grond en zijn handen tastten naar zijn liezen. Uit zijn open mond stroomden speeksel en geluiden die niets menselijks hadden.
  
  De man die de trappen had gegeven haalde van onder zijn regenjas twee bijltjes tevoorschijn. Het waren ouderwetse tong-bijlen, met een punt aan één kant, scheermesscherp aan de andere kant, en met een kort, verzwaard handvat voor het juiste werpevenwicht.
  
  Hij gaf een van de bijltjes aan de langere man. De man nam het enigszins onwillig aan. 'Dit staat me niks aan,' gromde hij. 'Te veel troep. Waarom kunnen we het niet op een nette manier doen, zoals aan de oostkust? Een paar kogels, een vat met cement, een benzinebrandje? Dit is flauwe kul.'
  
  De andere man stond over de kreunende Chinees gebogen en had zijn bijl opgeheven. 'Kom op,' snauwde hij. 'Jij zit hier net zo diep in als ik. Je hebt je regenjas toch aan? Die vangt het meeste bloed op. En we worden verdomd goed betaald - kom op! Ze willen dat het er als een tong-moord uitziet - okay, dan zal het er als een tongmoord uitzien:'
  
  'Nou, goed dan,' zei de langere man. Hij hief zijn bijl op en liet hem, met de gepunte kant, hard neerkomen. De punt doorboorde de fragiele schedel van Soen Jat en drong diep in de hersens door. De andere man liet een slag op de keel van de kleine man los.
  
  Soen Jat zag in zijn hel van pijn de bijltjes in het felle elektrische licht neerkomen en wist in de laatste seconde van zijn leven wie hem vermoordde. En waarom. Zij hadden hem ontmaskerd.
  
  Zijn hersens functioneerden nog een micro-seconde. Hij dacht aan het meisje, het mooie Chinese meisje waar hij nog die avond mee had gesproken. Had zij hem dan verraden? Nee. Dat dacht hij niet. Ze was rechtuit geweest, dat meisje. Soen Jat hoopte dat ze kans zou zien haar sporen te verbergen, zodat dit haar niet zou overkomen. Maar zij was oprecht. Daar durfde hij zijn leven onder te verwedden. Het leven dat nu ophield te bestaan.
  
  Beide mannen droegen dunne, vleeskleurige rubber handschoenen. Die hielden ze aan toen ze de bijltjes naast het verminkte lichaam op de grond gooiden. De langste man gromde weer. 'We moeten de wapens achterlaten zodat de smerissen ze kunnen vinden, hè? Waarom laten we onze vingerafdrukken ook niet achter om het ze makkelijker te maken?'
  
  De ander, die Nat werd genoemd, wierp een verachtelijke blik op zijn metgezel. Hij was een gangster uit Chicago en hij mocht de moordenaar uit New York niet. 'Schei nou uit met je gezeik,' zei hij. 'Kom op, dan maken we ons schoon en smeren 'm.' Ze gingen naar de achterkamer en vonden de badkamer. Ze wasten hun geschoeide handen en maakten handdoeken nat om hun schoenen en broeken schoon te maken. Toen dat was gebeurd liepen ze om het lijk van Soen Jat heen naar de winkeldeur. Ze lieten het nachtlicht in de winkel aan, deden de deur open en keken in de mistige straat.
  
  De man uit Chicago knikte en de moordenaar uit New York sloeg rechtsaf en beende weg in de mist. De man uit Chicago trok de deur in het slot, trok zijn hoed in zijn ogen en liep naar links, op weg naar Grant Avenue en Market Street. Hier was de mist dunner en hij zag de neonlichten. In een deuropening mompelde een magere Chinese hoer iets tegen hem. Ze droeg hoge hakken en een jurkje met een lange split, en rilde in de kille lucht. Hij schudde zijn hoofd en liep verder. Ruthie wachtte op hem in Chicago. Hij haalde haar voor de geest - Ruthie naakt op bed, ongeduldig wachtend, naar hem kijkend en haar lippen nat makend zoals ze altijd deed. Hij versnelde zijn pas. Het werk was gedaan - nu de pleziertjes. Hij zou morgenochtend om acht uur naar Chicago terugvliegen. Niks aan de hand. En mooi tienduizend harde dollars verdiend door een oude Chinees met een bijltje te mollen.
  
  Toch gek, dacht hij, toen hij Market Street insloeg, dat het met bijltjes moest gebeuren. Om het op een tongmoord te laten lijken, hadden de getypte instructies gezegd. Hij grinnikte. Iedereen wist dat er in San Francisco in geen dertig jaar of meer een moord door een tongbende was gepleegd - de tongs waren morsdood. Maar wat gaf het? Voor tienduizend dollar mochten ze het van hem verlangen. En het was gebeurd. Zijn opdrachtgevers wilden dat de oude Chinees zou worden gevonden met de bijltjes naast zijn lichaam. Ze wilden, dacht hij, iemand ergens iets duidelijk maken. Eén ogenblik vroeg de man uit Chicago zich af wie het was die zij iets duidelijk wilden maken en hoe de boodschap luidde; toen vergat hij het.
  
  En dat was maar beter ook, dacht hij, want hij wist wie zijn opdrachtgevers waren! Hij was als infanterist in Korea geweest en hij had er een hoop gedood. De ironie trof hem. Toen had hij hen gedood - nu werkte hij voor hen. Hij haalde zijn schouders op. Zo was het leven. En hij zou blijven leven zolang zij niet wisten dat hij het wist.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Nick Carter, Killmaster van AXE, voelde dat de avond hem ontglipte en stukliep. Hij was als een eenzame man op een zinkend schip, die versteend op de brug stond terwijl het water steeg om hem te omspoelen. Maar toch was hij niet alleen. Zij was er. Ze was lief en mooi en klein en ze rook verrukkelijk. Ze had gouden haar en een mond als een roze-knop en wijze, zeer wijze grijze ogen. Haar naam was Debbie Hunt en ze zei dat ze eenentwintig was en Nick wist dat ze loog. Hij gaf haar achttien - hooguit negentien.
  
  Nick was net terug van een opdracht in Israël en hij had behoefte aan een week rust en ontspanning eer Hawk een nieuwe manier kon bedenken om Nicks nek in een andere strop te steken. Maar het zou anders lopen. Eerst was de brief gekomen, gevolgd door een telegram. Beide waren afkomstig van een zeer oude vriend van Nick, Meredith Hunt, een herenboer in Indiana. Zowel de brief als het telegram verzochten Nick op dochter Debbie te passen bij haar eerste bezoek aan New York.
  
  De Hunts hadden natuurlijk geen idee van Nicks werk. Wat hen betrof was hij een oude vriend die genoeg geld had om in New York in een dakflat te wonen zonder ooit te werken. Dat was niet belangrijk. Wat belangrijk was, was dat hij een aardige vent was die je kon vertrouwen. Hun lammetje zou veilig bij hem zijn. Het zou noch bij Meredith noch bij zijn vrouw Faith zijn opgekomen dat Nick Carter misschien niet veilig bij hun lammetje zou zijn. Nick had tijd om een paar dingen te regelen. Hij reserveerde een kamer voor het meisje in het Barbizonhotei voor vrouwen en had dat naar Debbie op haar dure kostschool Sweet Briar getelegrafeerd. Hij telegrafeerde dat hij haar in haar hotel zou opzoeken.
  
  Zij ging niet eens naar het hotel. Even na zes uur die avond, een mooie, zachte oktoberavond met een volle maan boven het Empire State Building, werd er op de deur geklopt. Pok, Nicks Koreaanse bediende, deed open. Nick lag op een bank in zijn werkkamer, met een glas Remy-Martin op zijn brede borstkas en een sigaret in zijn mond. Hij lag ontmoedigd aan dochter Hunt te denken. Waarom was hem deze eer toegevallen? Juist hem! Hij had zelfs een afspraakje moeten afzeggen met Lucia, een prachtig Baskisch meisje dat in de Chez Madrid zong en die net nu, en misschien nooit weer, op punt van smelten stond. Nick nam nog een slok cognac en vloekte zacht. Oude vrienden konden lastpakken zijn! Debbie, dacht hij, was waarschijnlijk dik, had knobbelknieën en puistjes. Of ze was mager, droeg een dikke bril en had hersens. Deed er niet toe. Ze was een jong meisje, en er stond hen beiden een verdomd vervelende tijd te wachten. Hij nam nog een slok cognac en vloekte weer. Hij zou natuurlijk niet dronken worden, maar hij kon beter nog wat nemen. Na hun avondje uit zou hij waarschijnlijk naar een melksalon met haar moeten. Pok kwam de kamer binnen. Hij was nu al enige tijd bij Nick, ging naar school, en zijn Engels was veel beter geworden. Hij was een keurige figuur in zijn donkere broek en gesteven witte jasje, maar toen hij sprak wist Nick dat er iets mis was. Nick was ingesteld op Poks stemmingen. Als hij helemaal beleefd en oosters en formeel werd, was hij het ergens niet mee eens.
  
  'Is jong meisje om u te spreken,' zei Pok. 'Erg jong meisje. Heel knap. Ze zegt dat ze verwacht wordt en hier logeert.' Pok sloeg zijn armen over elkaar en kneep zijn ogen toe.
  
  'Ik ken geen jonge meisjes,' zei Nick, wetende wie het was, wie het moest zijn. Hij had de Barbizon een half uur geleden opgebeld en gehoord dat juffrouw Debbie Hunt niet was gearriveerd.
  
  'Ze kent u,' zei Pok. Zijn blik was ondoorgrondelijk.
  
  'Ze zegt dat u oude vriend van familie bent. Erg volhardend.'
  
  Nick zwaaide zijn voeten van de bank. 'Het is in orde. Maar het was niet de bedoeling dat ze hier zou komen. Ik heb een kamer voor haar gereserveerd in een hotel. Maar laat haar binnenkomen, Pok. En Pok ...' De jongen draaide zich bij de deur om. 'Ja, meneer?'
  
  'Hoe ziet ze er uit? Dik? Dun? Puistjes?' Het was beter om op het ergste voorbereid te zijn.
  
  Eén ogenblik smolt Poks stijfheid weg. Hij grinnikte en trok met zijn handen een colafles in de lucht na.
  
  'Is Nummer Eén. Erg knap. Ook erg jong! Te jong voor u, meneer. Voor mij, ja. Voor u, nee!'
  
  Nick bedacht zich dat Pok de laatste tijd een neiging tot beoordeling vertoonde - de jongen was automatisch tot de conclusie gekomen dat elke vrouw die naar de dakflat kwam er voor de seks kwam. Dat kon je, gaf de AXE-agent toe, de jongen nauwelijks kwalijk nemen. Het was meestal waar. Maar Killmaster kende zijn oosterlingen, wist ook dat er een tijd voor grapjes en een tijd voor strengheid was De laatste tijd stond Pok een beetje naast zijn schoenen. Wat Nick betrof was het eenvoudig een kwestie van discipline - je was Nummer Eén of je was het niet.
  
  Nu fronste hij tegen de jongen sprak zeer zacht. 'Zo is het wel genoeg, Pok. Als ik behoefte aan je commentaar op mijn privézaken heb, zal ik je er om vragen. Laat de jongedame nu binnen.'
  
  Het gezicht van de jongen werd een masker, hij boog, siste even en verliet de kamer. Hij had het begrepen. Nick Carter grinnikte. Pok was een brave jongen. Alleen moesten af en toe de teugels worden aangehaald. Pok kwam terug met het meisje. Hij zei: 'Juffrouw Hunt, meneer.' Hij verdween.
  
  Het meisje kwam de kamer in en keek om zich heen. Nick probeerde niet te staren toen hij naar voren liep en een hand uitstak. Ze was klein en buitengewoon mooi. En een kind Zijn grote hand omvatte haar kleine hand en hij had het gevoel alsof hij een bloem beroerde. Hij snoof haar parfum op - dat was niet kinderlijk.
  
  Debbie Hunt drukte zijn hand. Ze hield de hand vast. Ze kwam dichterbij en keek hem in de ogen. Haar ogen waren grijs in het heldere wit van haar oogballen. Ze waren zo groot als schoteltjes in een pikant driehoekig gezicht. Haar gouden haar was kort geknipt in een Twiggy-kapsel.
  
  Ze hield nog steeds Nicks hand vast. Nu drukte ze hem zacht en stapte achteruit, haar grote ogen nog steeds op hem gevestigd. 'Ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik hier ben gekomen, meneer Carter. Ik heb een hekel aan hotels. Vooral het soort dat u had uitgekozen, meneer Carter. Ik heb het een paar meisjes op school gevraagd - de Barbizon is een verschrikkelijk geval, meneer Carter. Afschuwelijk. Ik kon er echt niet naar toe gaan, begrijpt u wel? Sweet Briar is een meisjesschool, meneer Carter, als u het nog niet wist!' Debbie bracht een goed gemanicuurde vinger naar haar keel. 'Meisjes zitten me tot hier, meneer Carter, dag in, dag uit. Ik ben naar New York gekomen om lol te hebben.'
  
  Nick Carter voelde zich dom, met zijn Remy-Martin in de ene hand en zijn sigaret in de andere. Er volgde een korte stilte, waar het meisje een einde aan maakte door naar een leren fauteuil te lopen en zich er in te laten vallen. 'Ik ben moe,' zei ze. 'Het was een hele toestand om van school weg te komen. Ik zou graag iets willen drinken en een sigaret roken.'
  
  Debbie Hunt sloeg haar benen met een gefluister van nylons over elkaar. Ze droeg een minirok en lange, lange beige kousen die toch niet lang genoeg waren. Nick ving een korte glimp op van een kousenband eer ze het korte rokje glad trok. Haar benen waren slank, bijna mager, maar in volmaakte proportie tot de rest van haar slanke lichaam.
  
  Ze zag hem naar haar benen kijken en glimlachte. Haar tanden waren klein en wit. Ze zei: 'Geen erg mooie benen, hè? Ik weet het - ik ben te mager. Ik hoop nog eens wat gevulder te worden. Maar staar alstublieft niet zo, meneer Carter. Ik hou van oudere mannen, maar ik haat vieze oude mannen. Ik hoop dat u er niet zo eentje bent, want ik geloof dat ik u al mag.'
  
  Nick schraapte zijn keel. Hij voelde zich een tikje dom, een vreemde in zijn eigen huis, en hij begon kwaad te worden. Hij fronste tegen het meisje. 'Vinden je ouders het goed dat je drinkt? En rookt?'
  
  Ze wierp hem een stralende glimlach toe - vol medelijden. Haar mond was ietsje te breed voor de korte, rechte neus, maar hierdoor was haar gezicht meer dan zo maar knap. Ze boog zich naar voren in haar stoel.
  
  'Natuurlijk vinden ze het goed, meneer Carter. Ik ben eenentwintig, weet u. Ik drink elke avond martini's met paps en mams als ik thuis ben, en ik rook als ik er zin in heb. Kom nou!'
  
  Nick snapte het. Hij gaf zich over. Hij liep naar de bar en schonk een cognac in, denkende dat als zij eenentwintig was, hij een agent van de KGB was.
  
  Hij gaf haar een glas en een van zijn lange sigaretten met gouden filter. Ze inhaleerde diep, blies rook door haar neusgaten en liet het glas waarderend tussen haar kleine handen rollen en snoof er aan. Ze schudde haar nertsmanteltje af en liet het naast haar stoel vallen, waarbij ze borsten onthulden die, vergeleken met de rest van haar lichaam, verrassend groot en stevig waren. Debbie ving zijn blik op en raadde zijn gedachten. Ze glimlachte en klopte zich op de borst. 'En helemaal echt,' zei ze. 'Geen opgestopte beha.' De AXE-agent was nu geprikkeld genoeg om vuur met vuur en openhartigheid met openhartigheid te beantwoorden. Hij voelde zich niet op zijn gemak. Hij had een onheilspellend voorgevoel dat dit een troep zou worden - en bespeurde dat de echte strijd zich in zijn binnenste zou voltrekken - maar toch zou hij dit knappe wezentje niet zo maar over zich laten lopen. Hij wilde haar niet hier hebben. Ze hoorde hier niet thuis. En als hij verstandig was, riep hij Pok en ...
  
  Debbie was een slimme vechtster. Ze raakte hem weer terwijl hij uit evenwicht was. Ze keek hem met die enorme ogen over de rand van haar cognacglas aan en zei: 'Nu bent u boos op me, meneer Carter. Waarom? Omdat ik openhartig ben? Omdat ik me niet schaam voor mijn lichaam?'
  
  Toen viel Nick Carter het antwoord in. Hoe hij dit slimmerdje moest aanpakken. Wat ze nodig had, dacht hij, was een stevig pak op die kleine billetjes. Maar hij was haar vader niet! Nou, goed, als ze dan zo graag pseudo-geraffineerd wilde zijn, zo volwassen, dan zou hij haar zo aanpakken! Dan zou ze gauw genoeg terugdeinzen.
  
  Zijn blik was koel toen hij zei: 'Ik ben niet boos, juffrouw Hunt. Geamuseerd, dacht ik. Om de een of andere reden schijnt u te denken dat elke blik, elk gebaar van mij betrekking heeft op uw lichaam. Dat is niet zo, juffrouw Hunt. Het is een erg aardig lichaam, daar ben ik van overtuigd, maar het interesseert me niet. Ga weg en wordt volwassen, juffrouw Hunt. Kom over tien jaar terug. Dan ben ik misschien geïnteresseerd.'
  
  Debbie leunde achterover in haar stoel. Ze sloeg haar benen weer over elkaar en ditmaal nam ze niet de moeite het minirokje glad te trekken. Ze streelde het cognacglas en glimlachte tegen hem. 'Over tien jaar zou ik niet geïnteresseerd zijn, meneer Carter. Tegen die tijd ben ik getrouwd met kinderen. Maar laten we vrienden zijn, ja? Het spijt me. Ik weet dat het onbehoorlijk was om zo bij u binnen te vallen, maar ik kon gewoon niet tegen de gedachte aan dat hotel! En wat mijn manier van praten betreft - u zult het me moeten vergeven of er gewoon niet op letten Zo ben ik nu eenmaal. Ik denk geloof ik wel vaak aan seks en praat er te veel over. Dat kan ik ook niet helpen. Ik vind seks het mooiste in de hele wereld. En wij meisjes krijgen er erg weinig van in Sweet Briar - behalve de lesbiennes en daar kan ik niet tegen!'
  
  Nick wist dat zijn mond openhing. Hij zette het cognacglas aan die mond en dronk. In zijn loopbaan als doder-met-vergunning had hij vaak meppen gehad. Hij had nu het gevoel alsof hij deskundig met een gummiknuppel was bewerkt. Hij keek op zijn horloge. Ze was tien minuten in de kamer, en het gesprek was al volledig uit de hand gelopen. Debbie had zich in de grote stoel opgerold, met haar slanke benen onder zich en haar minirok hoog op haar dijen. Haar glimlach was tartend. 'Wilt u dat ik wegga, meneer Carter? Er zijn genoeg andere hotels behalve de Barbizon. We kunnen altijd nog een verhaaltje bedenken voor paps en mams.'
  
  Dat deed de deur dicht. Meredith en Faith Hunt verwachtten van hem dat hij op hun kind zou passen. Ze was een goochem tienertje en een snoefstertje, en ze praatte te veel en blies te hoog van de toren, maar hij kon haar niet op eigen houtje door de jungle van New York laten zwerven. Je kon nooit weten waar ze terecht zou komen - dood in de East River was een mogelijkheid. Misschien op een potfeestje in Greenwich Village.
  
  Nick kreunde bijna hardop. Die verdomde Meredith en Faith! Ze konden er geen flauw idee van hebben hoe hun dochter in werkelijkheid was. Vooral Meredith kon het niet weten. Hij was een ruwe klant, een voormalige koopvaardij-officier die in zijn jongere jaren de meeste bars langs de Noord-Afrikaanse kust in elkaar had geramd. Hij was, zoals Nick maar al te goed wist, een exponent van de riem en het rietje voor ondeugende kinderen. Maar er was iets geheel mis gegaan. Nick zuchtte, stak nog een sigaret op en keek naar het meisje. Je kon het de Hunts niet kwalijk nemen, dacht hij. Het overkwam alle ouders tegenwoordig. Het was 1972 en het tijdperk van toegeeflijkheid en tieners.
  
  Hij probeerde niet woedend te kijken. 'Blijf hier,' zei hij. 'Ik zal je kamer door Pok laten klaarmaken. Je hebt zeker wel bagage bij je?'
  
  Debbie wriggelde in de grote stoel. 'Twee grote koffers. In de foyer.'
  
  Ze liet weer haar enorm lange benen zien en Nick wendde zijn blik af. Hij liep naar de schoorsteenmantel boven de open haard en pakte een kleine witte envelop. 'Schiet dan op,' zei hij. 'Ik heb kaartjes voor een concert in Carnegie Hall, vanavond. Een pianorecital.'
  
  Debbie maakte een gesmoord geluid. 'Een wat?'
  
  Nick keek haar kil aan. 'Een pianorecital. Door Herman Gross. Een uitstekende jonge pianist. Als je je goed gedraagt neem ik je daarna misschien mee naar de 21.'
  
  Debbie stond op en trok haar rok glad. Hij reikte tot ruim vijftien centimeter boven de knieën. 'En nog iets,' zei Nick. 'Doe vanavond een jurk aan, een echte jurk. Je hebt er toch wel een?'
  
  Ze knikte. 'Jazeker. Een avondjurk, bedoel ik. Maar die is ook mini. Het spijt me.'
  
  Ze kwam naar hem toe en tikte met een kleine hand op zijn wang. Ze was, leek hem, nog geen één meter vijftig. Ze reikte net tot zijn borst. Opnieuw was hij zich bewust van het zeer volwassen, zeer vrouwelijke, zeer sensuele parfum. Debbie tikte hem nogmaals op de wang - hij moest zich scheren - en keek hem met die enorme ogen aan.
  
  'Het spijt me,' zei ze zacht. 'Het spijt me dat ik zo'n mormel ben. Ik zal proberen anders te zijn. Ik geloof dat ik je mag, Nick. Zo mag ik je toch wel noemen? Dat doet paps ook altijd.' Toen hij bruusk knikte ging ze verder: 'Ja, ik mag je, Nick. En je bent geen vieze oude man. Dat weet ik nu zeker. Je bent gewoon een oudere man, en dat is fijn. We kunnen goede vrienden worden en met elkaar praten. We zullen een geweldige tijd hebben. Elkaar dingen vertellen.' Ze streelde met zachte vingers over zijn wang. 'Net alsof ik met een oom of een oudere broer praat. We kunnen eerlijk tegen elkaar zijn!'
  
  Er was iets mis met het beeld dat ze schetste. Nick wist het en betreurde het, maar hij kon er niets aan doen, hij kon niets zeggen zonder het beeld te verbrijzelen dat hij net bezig was op te trekken. Oom! Broer! Hij wenste, volstrekt onlogisch, dat ze een paar jaar ouder was en niet de dochter van vrienden. Hij zou haar iets laten zien wat oudere mannen betrof! Deze - deze Jezebel jr. Debbie wendde zich van hem af. Ze glimlachte en draaide een pirouette op één teen. Ze droeg platte bruine schoenen. 'Eén ding wat vanavond betreft,' zei ze. 'Het recital, bedoel ik. Ik hoor echt al genoeg muziek op Sweet Briar, lieve Nick. Mijn bijvak is muziek. Ik zou veel liever iets anders doen, als je het niet erg vindt.' Hij keek haar achterdochtig aan. 'Zoals?'
  
  Ze keek hem niet aan terwijl ze door de grote werkkamer danste en pirouetteerde, en haar korte rok fladderde omhoog en liet de zomen van haar zwarte panty's zien. 'Ik ben nog nooit naar een LSD-feestje geweest,' zei ze. 'Zouden we dat niet kunnen doen, Nick? Toe. Kun je niet iets zoeken?'
  
  Hij brulde. 'Pok!'
  
  Debbie hield op met dansen en keek hem aan. 'Nee, hè?'
  
  'Precies. We gaan naar het recital.' Pok bleef bij de deur staan, en zijn gezicht was een vlak masker van gekwetstheid. Hij keek Nick niet recht aan, die kwaad naar de jongen keek. 'Breng Deb ... juffrouw Hunt naar haar kamer. Zorg er voor dat er genoeg handdoeken en washandjes zijn.'
  
  Pok knikte en verliet de kamer en wachtte in de gang op het meisje. Debbie keek hem na. 'Hij is leuk. Aardig. Ik mag hem.'
  
  'Jawel,' zei Nick zuur. 'En zo wil ik hem graag houden. Handen thuis, Debbie. Pok is niet als proefkonijn bedoeld.'
  
  'Maak je maar geen zorgen.' Ze danste langs hem naar de deur. 'Ik ga nooit met het personeel naar bed -alleen met de bazen. Jonge bazen, bedoel ik.'
  
  Nick Carter zei: 'Er staat iets op het programma van het recital vanavond, dat me erg toepasselijk lijkt -die jongeman speelt een suite uit de Kindertotenlieder. Het is maar een idee.'
  
  Debbie stak haar kleine, rode tong uit. 'Erg grappig, Nick! Maar je hoeft mij niet dood te maken - bij dat recital sterf ik waarschijnlijk van verveling!'
  
  
  
  Nu was het middernacht geweest, en hij had de controle over de avond en over Debbie verloren. Ze waren naar het pianorecital geweest - Debbie in een witte mini-jurk en goud-gevlekte kousen - en dat had precies vijftien minuten geduurd. Ze had geduldig Chopins Etudes in C kleine terts uitgezeten, zich toen plotseling naar Nick gebogen en met haar vochtige mondje in zijn oor gefluisterd: 'Dat is troep. Ik wil weg. Nu meteen.'
  
  'Je blijft zitten,' zei hij grimmig. 'En hou je mond.'
  
  Haar mond drukte nog steeds tegen zijn oor. Opeens liet ze haar warme scherpe tong in zijn oor dartelen. Ze giechelde. 'We gaan. Als je niet meegaat, maak ik een scène. Ik ga gillen. Ik noem je een vieze oude man en roep dat je probeert me te vingeren!' Nick voelde zich verstrakken. Hij twijfelde er niet aan dat ze haar dreigement zou uitvoeren. Hij had haar nog een glas cognac gegeven eer ze de dakflat verlieten, en dat was een vergissing geweest. Ze kon voor een jong meisje kennelijk goed tegen drank, maar ze was niet bepaald nuchter. Hij trouwens ook niet. Nadat ze uit de werkkamer was weggegaan had hij snel een paar borrels gedronken.
  
  Nu zei hij: 'Blijf tot hij de Kindertotenlieder speelt. Dat geeft me misschien inspiratie om mijn remmingen af te werpen. We zullen ze wat laten zien!'
  
  Eén ogenblik droomde hij weg - hij zou het minirokje omhoog trekken, haar broekje omlaag doen, en die rosé kont flink meppen.
  
  Debbie trok haar nertsjasje aan. 'Ga je mee of niet, Nickie? Ik heb je niet echt nodig, weet je. Ik kan het zonder jou ook wel vinden!'
  
  Daar was hij juist bang voor. Opnieuw gaf hij zich gewonnen. Hij moest het wel doen, of haar anders beetpakken en met geweld in de loge houden. Dat zou op zich makkelijk genoeg geweest zijn, maar het zou misschien wat onrust verwekken en de muziekminnaars om hen heen wat koud op het dak vallen. Een dikke douairière - met een lorg-
  
  nette, Godbetert! - had al achterdochtige blikken op hen geworpen vanuit de aangrenzende loge. Waarschijnlijk dacht ze dat hij professor Humert Humbert was met de kleine Lolita.
  
  Nick stond op. 'Goed dan,' zei hij vermoeid. 'Jij hebt gewonnen. Maar ik schrijf je vader om hem er alles over te vertellen.'
  
  De douarière keek kwaad naar hen en siste: 'Ssssst!'
  
  Nick trok Debbie uit hun loge naar de gang. Ze tikte hem op de wang en kuste hem met haar natte rosé mond. 'Dank je wel, Nickie. Ik zat te sterven. En je schrijft paps niet. Je bent misschien dan een vieze oude man, maar ik geloof niet dat je een klikspaan bent.'
  
  Ze had natuurlijk gelijk. Hij was niet van plan de Hunts te schrijven. Nick haalde zijn Burberry-regenjas uit de garderobe en ze stapten naar buiten in 57th Street. Het trottoir glom onder een fijne, nevelige regen. Debbie klemde zich vast aan zijn arm en keek naar zijn gezicht, en haar ogen waren bijna zo groot als de maan die boven de Hudson hing. Ze kneep in zijn arm en zei opgewonden: 'Dit lijkt er meer op! Waar gaan we heen?'
  
  Boosaardig zei hij: 'Verderop in de straat. De Russische Tearoom. Je zult het prachtig vinden. Oude dametjes en emigranten. Misschien zien we mijn neef, aartshertog Petrograd, nog wel.'
  
  Debbie had gouden slippers met halfhoge hakken aan. Ze probeerde die hakken nu in het cement te boren.
  
  'Vergeet het maar, Nickielief. Dit is mijn eerste keer in New York. En waarschijnlijk mijn laatste keer, als jij tegen mijn ouders klikt.' Ze probeerde zich van hem los te trekken.
  
  'Misschien is het wel leuker in mijn eentje. Ik heb geld en ik ben oud genoeg. Ga jij maar naar huis, Nickielief, en maak je geen zorgen. Ik red me wel.' Ze stak de hand op waar ze een klein gouden tasje in had. 'Taxi!' Nick haalde zijn brede schouders op en stapte met haar in de taxi. Het moest dan maar. Hij wist nu hoe hij haar moest aanpakken. Het leek hem dat ze nu halfdronken was. Hij zou met haar meespelen, haar naar een paar ongevaarlijke tenten brengen en goed dronken voeren. Dan zou ze makkelijk te lijmen zijn. En ook zou ze 's ochtends een geweldige kater hebben. Hij glimlachte. De gedachte deed hem plezier.
  
  Hij zei de chauffeur naar Jack Delaney's in de Village te rijden. Op Seventh Avenue drukte Debbie zich tegen hem aan. 'Een kusje' fluisterde ze. 'Kusje voor Debbie.'
  
  Hij zag dat de chauffeur in de spiegel naar hen keek. Denkt waarschijnlijk dat ik ze uit de wieg roof, dacht hij. Nick probeerde Debbie's mond te ontwijken, gaf het toen op. Het was makkelijker dan te proberen haar op afstand te houden. Hij kuste haar.
  
  Debbie sloeg haar slanke armen om zijn nek en kleefde haar mond aan de zijne vast. Ze duwde haar tong in zijn mond en bewoog hem deskundig heen en weer. De forse AXE-agent probeerde zich los te rukken, gaf het toen op en berustte er in. Hij moest toegeven dat 'berusten' niet het juiste werkwoord was. Een laatste koele toeschouwer in zijn brein - de anderen waren al verdwenen - keek afkeurend toe en vroeg wat hier van terecht moest komen. Op dat moment had Nick het niet kunnen zeggen - hij genoot er van. En er lag een dun filmpje zweet op zijn voor hoofd.
  
  Tenslotte ging het meisje rechtop zitten. Ze zuchtte. 'Je kust erg prettig - voor een oudere man.'
  
  Nick begon zich te herstellen van de schok van zo veel geurige melk-en-honingjeugd. Maar hij had niet graag zijn polsslag willen opnemen. Dit kind - kind? - begon hem iets te doen. Hij moest haar snel dronken voeren. En dan naar huis en haar in bed stoppen om aan het gevaar te ontsnappen.
  
  'Dat is fijn,' zei hij met een koelheid die hij niet voelde. 'Dacht je dat ik nog een paar goeie jaren voor de boeg heb?'
  
  Debbie lachte of giechelde niet. Ze tikte hem op de wang en boog zich naar voren om hem in de ogen te kijken. 'Ik bedoelde er echt niets mee, weet je. Die kus, bedoel ik. Ik bedoel, het was geen uitnodiging of zo. Ik verwacht heus niet dat je daar straks iets aan doet.'
  
  Hij knikte en stak voor hen beiden een sigaret op. 'Dat weet ik.' Hij was van plan het nu koel te spelen, tot ze voldoende drank in zich had om buiten westen te raken.
  
  Ze schoof een stukje van hem af en trok aan haar sigaret. 'Ik heb alleen nog nooit een oudere man gekust. Een man met, tja, met echt ervaring.' Ze keek hem aan. 'Je kust alsof je een heleboel ervaring hebt.' Nick gaf toe het een en ander te hebben meegemaakt. Een raampje van de taxi stond open en er kwam een stroom koude, vochtige lucht naar binnen. Debbie trok de kraag van haar nertsjasje op. 'Ik heb echt niet veel ervaring, Nickie.'
  
  Zo droog mogelijk zei Nick dat dit, gezien haar leeftijd, niet verbazingwekkend was.
  
  'Ik heb over mijn leeftijd gelogen,' zei ze. 'Ik ben eerlijk gezegd achttien. In januari wordt ik pas negentien. Maar dat wist je natuurlijk - dat moet je geweten hebben. Tenslotte ben je mijn peetvader.'
  
  'Peetvader! Nick had een gevoel alsof iemand hem een stomp had gegeven in zijn platte, gespierde maag. Hij was haar peetvader! Dat had hij volslagen vergeten. Peetvader! En hij had een dergelijke kus toegestaan, er zelfs van genoten. Dat was - dat was verdomme bijna bloedschande!
  
  'Ik ben geen maagd,' zei Debbie. 'Ralph en ik - Ralph Forbes, dat is mijn vriendje in Indianapolis, de man met wie ik ga trouwen - hij en ik hebben het besproken en we hebben besloten dat we, als we toch gaan trouwen en zolang we van elkaar houden, dat het - nou ja, je weet wel. We doen het al een paar jaar. Natuurlijk zouden moeder en vader kapot gaan als ze het wisten, en ...'
  
  Ze kwamen op Sheridan Square, en de schelle lichten van de bar van Jack Delaney waren als een baken voor een verdwaalde zeeman. Nick trok Debbie uit de taxi en betaalde de chauffeur. De chauffeur, een vals kijkende Ier, knipoogde tegen Nick en mompelde iets over een 'jong vogeltje.' Nick sloeg hem bijna.
  
  Toen Debbie op de kruk zat, wierp de dikke barkeeper haar een verbijsterde blik toe, keek toen naar Nick, maar vroeg niets. Tegen Nick zei hij: 'Goeienavond. U ziet er naar uit dat u een borrel nodig heeft.'
  
  Nick Carter knikte. 'Mijn vriend, je hebt groot gelijk. Ik weet het beter gemaakt - laten we er niet over praten. Geef me die borrel gewoon.'
  
  'En de jongedame?'
  
  Nick knikte weer. 'Geef haar een borrel. Geef haar zoveel borrels als ze maar wil. Ik weet dat ze er niet naar uitziet, maar geloof me, ze is meerderjarig.'
  
  De barkeeper mixte de drankjes. 'Als u het zegt.'
  
  Debbie keek om zich heen naar de toeristen in de bar en trok haar neus op. 'Dit lijkt me een erg stijve tent, Carter.'
  
  Nick duwde het glas naar haar toe. 'Dat is het ook. Hardstikke stijf. Alsjeblieft. Drink op. We nemen er hier een paar, dan gaan we ergens iets eten.'
  
  Debbie dronk, keek hem toen aan. 'Probeer je me soms dronken te krijgen, vieze oude man? Zodat je misbruik van me kunt maken?' Ze is wel wisselvallig, dacht hij, net een kameleon.
  
  Nick glimlachte tegen haar. 'Zo is het, meisje. Die kus heeft me in vuur en vlam gezet. Drink op. Misschien gaan we helemaal niet eten. We gaan terug naar de flat om woeste liefde te bedrijven. Je wou iets van oudere mannen weten? Ik zal het je laten zien.'
  
  Haar grijze ogen waren enorm boven har glas. Hij bespeurde er een toets van twijfel in. 'Dat meen je toch niet echt?'
  
  Nick dronk zijn glas leeg en bestelde nog twee borrels. Hij keek haar niet aan. 'Waarom niet? Wie heeft er meer recht dan een peetvader? En je bent zo'n wereldwijs meisje - ik ben er zeker van dat niets wat ik zeg of doe jou zal schokken.'
  
  Nog stond er twijfel in haar ogen te lezen. 'Je probeert me op mijn nummer te zetten. Je probeert me bang te maken, Carter.'
  
  Hij grinnikte als een wolf. 'Hoe komen we zo opeens op die “Carter”-toestand? Je hebt niet veel respect voor de ouderdom.'
  
  Debbie trok met haar vinger een spoor op de bar. 'Omdat ik er zin in heb, daarom. Ik zie je trouwens niet meer als een oudere man. Ik geloot helemaal niet dat je zoveel ouder bent. Ik zie je ook niet als een peetvader, of een vriend van mijn ouders. Ik zie je gewoon als een - als een knap brok man.' Debbie boog zich naar hem toe en fluisterde: 'Gesnapt, Carter?'
  
  Nick zuchtte van opluchting. De drank begon uiteindelijk op haar in te werken. Hij was al gaan denken dat zij de enige tiener ter wereld met een hol houten been was.
  
  De pianist was voortreffelijk. Debbie vond hem niet goed. Nick nam haar mee naar Peter's Back Yard. Ze at een enorme biefstuk, dronk nog drie borrels, en was nog steeds op de been. Ze stond er op over Fifth Avenue naar de Arch te lopen, ondanks de regen. Toen ze in het park waren, wilde ze naar de oostkant, schijnbaar instinctief wetend waar de moeilijkheden zich voordeden, maar Nick stuurde haar naar de westkant. Maar in Greenwich Village raakte hij toch de draad kwijt, en ze kwamen terecht in een lesbische bar in Third Street. Hij werd er door overvallen. Debbie wilde per se nog een drankje hebben - ze liep nu onvast, en hij moest haar ondersteunen - dus ging hij de kleine bar binnen. Hier en daar brandden kaarsen en het rook sterk naar een desinfecteringsmiddel. Een jukebox kreunde ergens in de schemering. Zodra zijn ogen gewend waren, zag Nick de kleine dansvloer en de paartjes die er op schuifelden. Lesbiennes die fluisterden en elkaar streelden ol' zwijgend buik aan buik dansten Nick wilde opstaan om weg te gaan, maar het was al te laat. Een vrouw dook bij hun tafeltje op. Ze negeerde Nick en keek naar Debbie 'Wil je dansen, schatje?'
  
  'Nee,' snauwde Nick. 'Smeer 'm'
  
  'Natuurlijk wil ik dansen,' zei Debbie. Ze stond enigszins zwaaiend op. Haar ogen glinsterden in het kaarslicht. Ze stak haar tong uit naar Nick. 'Je bent een verschrikkelijk onbehoorlijke man! Ik wil met deze aardige mevrouw dansen.'
  
  Hij keek haar na terwijl ze naar de kleine dansvloer werd geleid. Mevrouw! Nick stak een sigaret op en streek over zijn voorhoofd. Hij had pijn tussen zijn ogen. Jezus! Zou dat kind nooit buiten westen raken?
  
  Nick draaide zich op zijn stoel om zodat hij een oogje op de dansvloer en Debbie kon houden. Misschien was ze niet dronken genoeg om buiten westen te raken, maar overigens was ze tot vrijwel alles in staat. Toen hij haar zag was ze een normale foxtrot aan het dansen, met voldoende ruimte tussen haar slanke lichaam en de dikke gestalte van de lesbienne. Nick keek naar haar en vervloekte alle tieners. En gaf zichzelf toe dat hij niet geschikt was als babysit!
  
  Er zaten vier of vijf mannelijke lesbiennes aan de bar en ze keken naar hem. Hij deed alsof hij hen niet zag. De meeste zagen er uit als stoomlocomotieven, en ze droegen spijkerbroeken en leren jacks over sporthemden of tee-shirts. Een van hen was geheel als man gekleed, in een pak, overhemd en das, met kortgeknipt haar.
  
  Als die slappe borsten er niet waren geweest, dacht Nick, had dit een havenarbeiderskroeg kunnen zijn. Hij ontweek hun ogen. Hij wilde geen moeilijkheden maken met een troep lesbo's. Ze waren keihard en hadden meestal een mes of scheermes bij zich. Het. feit dat hij het hele groepje in enkele minuten met zijn blote handen zou kunnen doden, veranderde er niets aan. Hij moest op Debbie letten. Knappe kleine, malle kleine Debbie. Nick onderdrukte zijn woede en afkeer - gedeeltelijk afkeer vanwege zijn ambivalente houding ten opzichte van het kind? -en dwong zich te wachten tot de grammofoonplaat was afgelopen. Hij wilde geen moeilijkheden hebben, geen scène maken, maar na deze dans vertrokken ze!
  
  Enigszins verrast constateerde hij dat hij niet bepaald broodnuchter was. De gedachte alleen al had een ontnuchterende uitwerking. Eén ogenblik probeerde hij zich Hawks woorden en reactie voor te stellen als hij zou horen dat zijn Nummer Eén in een knokpartij in een lesbische bar verwikkeld was geraakt! Hij kon het zich niet voorstellen. Zelf Hawk, wie geen zee te hoog ging, zou daar geen woorden voor kunnen vinden.
  
  De muziek hield op. Debbie kwam terug. Nick pakte haar nertsjasje op, gooide een bankbiljet op het formicatafeltje en pakte het meisje stevig bij de arm. Hij leidde haar naar de deur. Debbie protesteerde, probeerde haar arm los te rukken. 'Ik heb mijn borrel nog niet gehad, Carter!'
  
  'En je krijgt hem ook niet,' zei hij. 'Je hebt genoeg gehad. Meer dan genoeg. Te veel. We gaan naar huis. Nu meteen!'
  
  Een taxi stopte en hij duwde haar er in, gaf de chauffeur het adres, en probeerde haar in haar jasje te helpen. Terwijl hij bezig was viel ze met open morfd en dichte ogen tegen hem aan in slaap.
  
  Toen ze de dakflat in 46th Street naderden, keek Nick neer op het hoofd op zijn schouder. Ze pruilde nu een beetje, haar lippen bewogen, en af en toe was het puntje van haar rosé tong te zien. Hij werd zich bewust van de reine meisjesgeur onder het zware, volwassen parfum. Ze was nog een kind. Een sensueel kind misschien, maar toch een kind.
  
  'We zijn er, meester,' zei de taxichauffeur, en Nick schrok op uit zijn overpeinzingen.
  
  'Mooi zo.' Hij tastte naar geld en gaf het aan de man. Hij schudde Debbie zacht. Ze mompelde en klemde zich aan hem vast. Okay, dan zou hij haar naar boven dragen. Het flatgebouw had een zij-ingang en een privélift naar de dakflat.
  
  Er brandde licht in de hal en in de keuken. De deur van Poks kamer was dicht. De elektrische klok in de keuken zei dat het kwart voor drie was. Hij droeg het meisje naar de logeerkamer en legde haar op het bed, trok de minirok zo ver mogelijk omlaag en bedekte haar met een gewatteerde deken. Hij knipte een zacht nachtlampje aan zodat ze niet bang in het donker wakker zou worden. Nick deed het licht in de keuken en de hal uit en ging naar zijn grote slaapkamer en deed de deur dicht. Hij rookte een laatste sigaret terwijl hij zich uitkleedde, en hing zijn kleren keurig over een stoel, zoals zijn gewoonte was. Hij nam zich voor morgen een oude vriendin te bellen en haar om hulp te vragen. Louise en hij waren enige tijd uitstekende bedgenoten geweest, en toen de wederzijdse begeerte was afgenomen, had zich een wonder voorgedaan - ze waren vrienden gebleven. Hij wist dat Louise hem graag zou helpen met Debbie. Geen ongechaperoneerde toestanden meer! Nick glimlachte zuur toen hij het laken opensloeg. Misschien was hij wel een oude zeurkous en een square, maar dat moest dan maar! Debbie zou Louise niet mogen, zou haar waarschijnlijk een bemoeizieke 'oudere' vrouw vinden. Dat moest dan ook maar.
  
  Hij rolde naakt tussen de koele, schone lakens. Hij was nu broodnuchter en vermoeid. Hij viel in slaap terwijl hij nog lag na te denken over de manier waarop hij zich morgen fatsoenlijk van haar kon losmaken. Laat Louise het meisje maar in de hand nemen. Nog maar één dag. Dan zou ze teruggaan naar Sweet Briar, en er zou slechts een tantaliserende herinnering overblijven. Eerlijk gezegd moest Nick daar in de donkere kamer toegeven dat het tantaliserend was. Zo lief, zo jong, zo plooibaar - negentig pond verrukkelijke essence die onachterhaalbaar was. Jeugd en ... Hij sliep. Niet lang. Hij was door zijn instinct en lange training onmiddellijk wakker bij haar eerste aanraking. Zelfs dat was een mislukking en had, onder andere omstandigheden, zijn dood kunnen zijn. Ze had kans gezien de deur te openen, de kamer door te lopen en in zijn bed te stappen eer hij zich van haar aanwezigheid bewust was. De schuld van de drank. Ditmaal zou het niet fataal zijn.
  
  Hij bleef roerloos liggen, voelde de warmte van haar jonge lichaam tegen zijn rug. Ze was naakt. Hij voelde de tepels van haar stevige borsten tegen zijn huid, tussen zijn schouderbladen. Hij huiverde, een samentrekking van zijn huid die hij niet kon onderdrukken. Evenmin kon hij het essentiële mannelijke lichaamsdeel bedwingen, dat slechts naar vervulling kon snuffelen. En nu gilde dat lichaamsdeel geluidloos in de slaapkamer: Waar wacht je nog op, idioot? Hij durfde zich nie! naar haar om te draaien.
  
  Ze zette haar tandjes in zijn oor en begon te knabbelen. 'Nicklielief? Kom nou. Ik weet dat je wakker bent.' Ze was nog dronken.
  
  Hij klemde zijn tanden op elkaar en kneep zijn ogen dicht. 'Ga naar je kamer, Debbie! Onmiddellijk!'
  
  Ze giechelde en beet in zijn oor. 'Ik hoef van jou geen bevelen aan te nemen. Die krijg ik op school al genoeg. Kom op, nou. Toe? Draai je om en wees lief voor me.'
  
  Nick stopte een punt van het kussen in zijn mond. Hij wist niet waarom. 'Verdwijn,' zei hij, 'eer ik je een pak rammel geef.'
  
  Debbie kuste hem in de nek. Haar mond was zacht en vochtig en hij rook de alcohol in haar adem. Ze stak haar arm zonder te waarschuwen uit en greep hem beet met haar kleine hand. Ze snakte: 'Oh, mijn God!'
  
  Nick trok haar hand weg en hield haar pols vast. Hij drukte even. Ze gilde zacht: 'Au! Je doet me pijn, Nickie!'
  
  Hij wilde lachen en hij wilde huilen. Het was allemaal zo verdomd belachelijk - en zo verleidelijk. En zo gevaarlijk.
  
  Hij liet zijn greep op haar pols los. Debbie begon zijn oor te likken.
  
  'Hou op!'
  
  Ze lachte. 'Ik hou niet op. Tot je je omdraait. Toe nou, Nickie. Het kan, heus. Ik ben naar jouw kamer gekomen - jij niet naar de mijne. Ik wil het! Ik wil een heleboel. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik hou van vieze oude mannen - vooral van deze vieze oude man.' Ze beet in zijn oor. Nick Carter kreunde hardop. 'Ik zou het moeten doen,' zei hij tegen haar. 'Ik zou je echt een lesje moeten leren. Ik zou je in stukken moeten scheuren!'
  
  Nick knipte de lamp naast zijn bed aan. Hij gleed uit bed en beende naar een kast zonder naar het bed te kijken. Hij trok een kamerjas aan, knoopte de ceintuur dicht, draaide zich toen om naar het bed.
  
  Debbie keek met grote knipperende ogen naar hem op. Ze lag naakt op het laken, de slanke benen gespreid, de stevige borsten bekroond met rosé tepels, een vlekje goud tussen haar benen.
  
  Nick liep naar het bed. 'Okay, Debbie! Nu zul je je zin hebben. Ik ben je vader niet of je peetvader of je oom of een aardige oudere man! Ik ben Ralphje ook niet! Of Nickie. Ik ben gewoon een man die kwaad is. En jij bent een tienersnolletje dat een lesje nodig heeft. En dat krijg je!'
  
  Ze stak haar tong uit en begon te lachen. Toen zag ze de blik in zijn ogen, gilde opeens van schrik, en probeerde van het bed te krabbelen. Hij pakte haar enkel in een grote hand, tilde haar hoog op boven het bed als een varken dat naar het abattoir ging. Ze gilde.
  
  Met zijn vrije hand sloeg hij haar zo hard hij kon op de billen. Haar gegil stierf weg in een gejammer van echte pijn. Zijn hand liet grote rode vlekken achter op de roomkleurige huid.
  
  Hij hield haar moeiteloos omhoog, als een verloskundige een baby, en sloeg haar keer op keer. Tot haar lieve achterwerk er vlammend rood uitzag. Ze snikte en smeekte. Nick bleef haar met zijn open hand slaan. Een dozijn keer. Toen hij klaar was gooide hij haar als een zak aardappelen over zijn schouder en marcheerde naar de logeerkamer. Hij wierp haar op het bed waar ze haar gezicht in het kussen begroef en gilde: 'Ik haat je - ik h-haat j-je!'
  
  Hij deed de deur dicht en ging weg zonder iets te zeggen.
  
  In de gang zag hij een lichtstreep onder Poks deur. Nick bleef voor de deur staan en zei: 'Alles is in orde,
  
  Pok. Het gaat jou niets aan. Ga naar bed.'
  
  'Ja, meneer.' Even later ging het licht uit.
  
  Nick ging terug naar zijn kamer, stapte in bed en deed het licht uit, wetende dat hij niet zou kunnen slapen. Hij rook haar lichaam tussen de lakens. Hij had gelijk gehad: hij kon niet slapen. Na een uur gaf hij het op en deed het licht aan. Bijna vijf uur. Hij ging naar zijn werkkamer om een sigaret te roken en iets te drinken. Hij zou Louise vroeg in de ochtend bellen en haar vragen hier te komen en hem te helpen. Hij kon Debbie niet op straat gooien. De hele troep zou geleidelijk in de herinnering vervagen, zoals dat met die dingen ging, en na verloop van tijd ...
  
  Achter Nick Carter stond in een hoek van de werkkamer een prachtig gesneden en gelakt Chinees kamerscherm met drie luiken. Achter het scherm bevond zich een hoog tafeltje onder een smalle, bijpassende spiegel. Op het tafeltje stond een rode telefoon.
  
  De telefoon zoemde nu zacht. En nog eens. En nog eens. Hij zoemde drie keer eer Nick Carter opstond, zijn sigaret in een asbak uitdrukte, en naar de telefoon liep. Het moest Hawk zijn. Hawk of zijn secretaresse, Della Stokes. Om deze tijd, kwart over vijf, was het hoogstwaarschijnlijk Hawk. Dat kon maar één ding betekenen. Killmaster moest weer aan het werk.
  
  Hij nam de telefoon op en zei, behoedzaam omdat hij alweer aan het werk was, 'Ja?' Hij sprak op een neutrale toon die niemand positief had kunnen identificeren als de stem van Nick Carter. Het was een routine-voorzorgsmaatregel, iets dat hij deed zonder er bij na te denken, maar door routine en voorzorgsmaatregelen bleef je als agent in leven.
  
  De scherpe stem van David Hawk klonk de AXE-man vreemd geruststellend in de oren. Nu was hij weer in zijn eigen element, op veilig terrein; wat hij te horen zou krijgen kon alleen maar leiden tot gevaren die hij kende en begreep.
  
  Hawk zei hem de spraakomvormer in te schakelen. Nick drukte op een knop op het rode toestel. 'Gedaan, meneer.'
  
  'Ik kom net van een nachtvergadering van de Gecombineerde Inlichtingencommissie,' zei Hawk. 'Morgen vergaderen we weer. Om één uur op Buitenlandse Zaken. Ik wil je er bij hebben. Ik geloof dat dit een zaakje voor jou wordt, jongen, en het is een flink karwei. Misschien een onmogelijk karwei. Dat zien we nog wel. In elk geval, zorg dat je morgen om één uur op Buitenlandse Zaken bent. Vandaag, natuurlijk. Begrepen?'
  
  'Begrepen, meneer. 'Ik zal er zijn.'
  
  'Juist. Oh ja, nog iets - je hebt het Gouden Kruis eerste klas toegekend gekregen voor die zaak in Israël. Wat wil je dat ik er mee doe?'
  
  'Moet ik dat echt zeggen, meneer?' Zijn baas gniffelde, wat ongebruikelijk voor hem was.
  
  'Liever niet. Ik zou je voor de krijgsraad moeten slepen. Dan zal ik het bij de rest opbergen - je krijgt ze allemaal als je met pensioen gaat. Iets om naar uit te kijken, jongen. Als je oud en grijs en gepensioneerd bent kun je naar bals gaan en al je onderscheidingen opdoen - dertien bij de laatste telling. Dit is de veertiende 'Ik voel me nu al oud en grijs,' zei Nick.
  
  'Wat bedoel je?' vroeg Hawk 'Je bent toch wel in vorm?'
  
  Killmaster bekeek zich in de lange spiegel; zag de brede schouders, de gespierde nek en platte buik en het smalle middel, de lange, harde zuilen van benen. Zelfs als hij niet aan het werk was of speciale cursussen volgde, deed hij oefeningen, zwom, speelde golf en tennis en twee uur per dag handbal of squash bij een atletiekclub.
  
  'Ik ben goed in vorm,' zei hij tegen zijn baas. 'Maar soms heb ik het gevoel dat ik een beetje op leeftijd begin te komen. Ik hoop dat dit karwei iets is dat een oudere man aan kan?' Er volgde een lange stilte. Hawk was achterdochtig. Nick Carter was de enige agent die hem ongestraft voor de gek kon houden, en ook niet eens altijd, maar Nick deed het vaak genoeg om de oude man op zijn hoede te doen zijn.
  
  Tenslotte zei Hawk: 'Ik weet niet waar je het over hebt en ik wil het ook niet weten. Maar dit karwei is beslist niet iets voor een oude man. God, als het dat was zou ik het zelf doen! Ik denk dat we je naar China moeten sturen. Welterusten, Nick.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Hawk wachtte Nick Carter op Washington National Airport op met een zwarte Cadillac met chauffeur. De chauffeur was een lange, brede man, met een schouderholster onder een slecht passend jasje. Nick maakte er een opmerking over.
  
  'Niet van ons,' zei Hawk pinnig, 'CIA. De vergadering van de GIC is verplaatst naar hun hoofdkwartier in Langley. Daar gaan we nu heen. Er is een hoop gebeurd sinds ik je vannacht heb gebeld. Goeie en slechte dingen, allemaal erg ingewikkeld. Ik zal je proberen iets te vertellen voor we in Langley zijn.'
  
  Nick knikte, sloeg zijn lange benen over elkaar, stak een sigaret op en keek naar zijn baas. Hawk zag er vermoeid uit, met donkere kringen onder de ogen. Toen hij zijn hoed afnam, zag Nick dat het dunne grijze haar wit begon te worden. Hawk had al lang met pensioen moeten gaan. Nick vroeg zich af of hij in staat zou zijn zich zo voort te jagen als hij de leeftijd van Hawk had.
  
  
  
  Nu sprak Hawk om zijn niet brandende sigaar heen. 'Ken jij een bepaald Chinees meisje in Hongkong? Fan Soe? Je hebt met haar samengewerkt toen jullie die oude Chinese generaal van China naar Hongkong smokkelden.'
  
  'Ja. Ik ken haar goed. Fan Soe was niet haar echte naam, maar ik heb nooit gehoord hoe ze werkelijk heette.'
  
  Het zou hem moeilijk vallen het meisje te vergeten dat zich Fan Soe noemde. Na de missie, die hard en bloedig was geweest, hadden ze een paar dagen samen doorgebracht. In bed en daarbuiten was het verrukkelijk geweest.
  
  Hawk knikte. 'En er was iets met een organisatie die de Ondertong heette. Een organisatie die zij op poten wilde zetten - een Chinese ondergrondse, nietwaar?'
  
  'Inderdaad. Het leek me nogal hopeloos. In die tijd had ze maar een paar kaderleden en de communisten hadden er al een paar van vermoord. Ik weet niet wat er van geworden is. Waarschijnlijk niet veel. China is waarschijnlijk het enige land ter wereld waar het onmogelijk is een echte ondergrondse te vormen. Te veel factoren tegen. Tsjang Kai-sjek heeft het al jaren geprobeerd en is er niet mee opgeschoten.'
  
  Hawk keek hem even aan, knikte toen. 'Nou, ik heb nieuws voor je. Fan Soe heeft contact met ons opgenomen. Ze vraagt naar jou. Ik kan er nu niet dieper op ingaan, maar het komt er op neer dat de dingen in China veranderd zijn. De opstand van de Rode Garde begint averechts te werken, en dat meisje beweert dat haar organisatie, deze Ondertong, de Garde met veel succes heeft geïnfiltreerd. Zij heeft een broer die in de Rode Garde zit, een fanatiekeling. Dat was hij in elk geval. Nu heeft hij zich bekeerd, en helpt haar mensen voor de Ondertong aan te werven. Ze heeft met veel moeite een boodschap naar mij kunnen sturen, en ze denkt dat het nu het moment is om een echte, levensvatbare ondergrondse in China te organiseren. Dat is een van de dingen waar we het over zullen hebben op de vergadering van de Gecombineerde Inlichtingencommissie. Maar er is nog veel meer.'
  
  Terwijl ze met honderdtwintig km/u over de weg stoven, stelde Nick de vraag die hem het meeste dwars zat: 'Hoe heeft Fan Soe eigenlijk kans gezien contact met u op te nemen?' Hawk haalde zijn magere schouders op. 'Geluk, toeval, een wonder - zeg het maar. Ze heeft een oude CIA-code gebruikt die al jaren niet meer in gebruik was. God mag weten hoe ze er aan gekomen is - het enige wat de CIA kwijt wil is dat ze in de vijftiger jaren zo hier en daar een paar Chinese agenten in China hebben achtergelaten. Die hadden deze code, een frequentie en een paar verouderde zenders.' Zijn dunne mond vertrok tot iets wat bijna een glimlach werd. 'Kristaltoestelletjes, denk ik zo. Maar zij had geen moeilijkheden met het zenden. Ze is op dit moment hier in het land.'
  
  Killmaster ging rechtop zitten. 'Is Fan Soe hier?'
  
  'Niet in Washington,' zei Hawk. 'In San Francisco, geloof ik. De zaken zijn een beetje verward op het ogenblik. Natuurlijk kan ze wel dood zijn,' voegde hij er peinzend aan toe. 'De kansen zijn ongeveer fifty-fifty. Gisteren zijn we een tussenpersoon in San Francisco kwijtgeraakt. Een zekere Soen Jat, die een boekwinkel in China-town had, en de Chinese communisten gebruikten hem ook als postadres.'
  
  Hawk beet zijn sigaar doormidden, keek met afschuw naar de twee stukken en gooide ze uit het raampje.
  
  'Godverdomme,' zei hij fel. 'Het heeft me drie jaar gekost om Soen Jat te installeren. Hij was natuurlijk een dubbelagent, maar stond aan onze kant. Hij verkocht eerste klas pornografische boeken en ik had wat druk op de politie uitgeoefend om hem met rust te laten. Hij maakte afschriften van alle post voor de communisten en liet die voor mij achter bij een ander postadres, een Chinese apotheek.'
  
  Hawk zuchtte en trok het cellofaan van een nieuwe sigaar. 'Ik heb nu niet veel meer aan hem. Hij is gisteravond met twee bijltjes in stukken gehakt - als zijn vriendin niet naar hem op zoek was gegaan zou ik het nog niet weten. Toen ik met San Francisco belde - we hebben daar een mannetje op Moordzaken - zei hij dat de moordenaars hadden geprobeerd het op een tongmoord te Ia ten lijken. Ze waren waarschijnlijk met hun tweeën - ik vermoed moordenaars van buiten de stad en hebben de bijltjes laten liggen. Niet zo erg subtiel, hè? Niks voor de Chinese communisten.'
  
  Nick Carter besefte opnieuw hoe weinig hij van de gehele AXE-operatie wist. Zo moest het natuurlijk ook gaan. Een agent, zelfs een topman zoals hij, kreeg slechts te horen wat hij voor zijn opdracht moest weten. Op die manier kon hij de organisatie als geheel weinig schade berokkenen als hij gepakt en gefolterd werd. Alleen Hawk had het totaalbeeld in zijn slimme oude hoofd.
  
  'Niet erg subtiel,' gaf hij nu toe, 'maar wel ter zake, AXE - bijltjes. Ze wilden u gewoon laten weten dat zij op de hoogte waren. Maar hoe zit het met het andere postadres? De apotheek? Die hebben ze nog niet te pakken?'
  
  Hawk schudde zijn hoofd. 'Niet dat ik gehoord heb. Maar ik kan die zaak natuurlijk niet in de gaten laten houden of beschermen, anders wordt het verlinkt. En dat meisje, Fan Soe, heeft haar boodschap aan mij via de apotheek gestuurd, niet via Soen Jat. Dat begrijp ik niet. Misschien kun jij er achter komen als je haar spreekt.'
  
  'Ga ik haar opzoeken?'
  
  Hawk snoot zijn neus in een schone zakdoek. 'Die verdomde verkoudheid. Ik kom er maar niet van af. Ja, ik hoop tenminste dat je haar kunt vinden. Ik zei dat er een fifty-fifty kans was dat ze nog leefde. Na afloop van de vergadering neem jij het vliegtuig naar San Francisco.'
  
  Ze waren nu in Virginia. Nick zag de Potomac in de verte met een koud oktoberblauw glinsteren.
  
  Hij draaide zich naar Hawk. 'Fan Soe had u de boodschap in een oude CIA-code gestuurd? Dat vind ik nogal gek. Hoe hebt u het kunnen lezen?'
  
  'Ik heb het niet gelezen. We hadden geen enkele aanwijzing. Dus heb ik het aan de bollebozen gegeven en die wisten er ook geen weg mee - tot een van hen, die vroeger voor de CIA heeft gewerkt, het van heel vroeger dacht te herkennen. Daarom heb ik het naar de CIA laten sturen. Ze moesten een oude codemachine uit de kelder opdiepen om het te decoderen.' Hawk fronste. 'Het punt is nu dat de CIA ook belangstelling voor deze hele ingewikkelde toestand heeft; zij willen ook dolgraag een ondergrondse in China vestigen. Alleen geloven ze niet dat het mogelijk is. Ze hebben geen zin om een hoop geld en moeite en agenten aan een mislukking te spenderen. Maar er zit nog een andere kant aan - zij hebben een smerig karweitje dat ze in China opgeknapt willen zien. Als wij meespelen en het voor hen opknappen, hebben zij er geld voor over om ons te helpen die ondergrondse op te zetten.'
  
  
  
  Nick Carter ging niet in op 'het smerige karweitje.' Dat was routine. Werken voor AXE betekende het ene smerige karweitje na het andere.
  
  Hij legde meteen de vinger op de zwakke plek. 'Maar de CIA wil die ondergrondse, wij niet. Dat is ons werk niet.'
  
  Hawks ogen waren als vuurstenen en zijn glimlach was koud. 'Eh ... nee. Zo ligt het niet precies, jongen. Ik wil bijna net zo graag een ondergrondse in China hebben als zij, al is het om andere redenen. Zij willen het voornamelijk voor informatie -ik wil het om - nou ja, je begrijpt het wel.'
  
  Nick Carter begreep het. Hawk bezorgde zelfs Killmaster kippenvel als hij op die manier keek. Hawk wilde uitsluitend een ondergrondse in China hebben om de leiders van de tegenstanders uit te schakelen.
  
  De Cadillac remde af en reed langs een bord waarop stond. Publieke Werken. Nick glimlachte flauw. Tot voor kort had er CIA op het bord gestaan. Iemand was eindelijk verstandig geworden.
  
  Ze reden door een hek en koersten over een lange, bochtige oprit naar het massieve grijswitte gebouw met de twee stompe U-vormige vleugels. Het terrein was dicht bebost.
  
  'Deze vergadering van de GIC,' zei Hawk, 'is een voortzetting van gisteravond. Jij bent alleen maar toeschouwer, denk er aan. Je zult natuurlijk rechtstreekse vragen moeten beantwoorden, maar verder hou je je er buiten. Ik weet hoe ik die apen moet aanpakken. Zij hebben stuk voor stuk meer geld dan wij, maar wij hebben wat nodig is om hun vuile werk op te knappen.' Hij ruïneerde zijn sigaar met zijn tanden. 'Alles volgens het principe: voor wat hoort wat.'
  
  Nick Carter nam er genoegen mee slechts toeschouwer te zijn. Hij was slechts één keer eerder op het CIA-hoofdkwartier in Langley geweest, maar had nooit een bijeenkomst van de GIC bij gewoond. Hun vingerafdrukken en foto's werden genomen -geheel geautomatiseerd - en een gewapende schildwacht begeleidde hen naar een grote zaal op de bovenste verdieping van de rechtervleugel. De zaal had geen ramen maar wel air-conditioning. Een kleine groep mannen zat rond een U-vormige tafel. De stoel in de buiging van de U was leeg, en Hawk liep er regelrecht heen. Toen begreep Nick dat Hawk de vergadering zou voorzitten. Dat had de oude man niet gezegd.
  
  Hawk stelde Nick niet voor. Niemand scheen het vreemd te vinden. Ze waren allemaal van hetzelfde soort, deze mannen, en hoe minder ze van elkaar wisten, des te beter was het. Nick nam een stoel die tegen de muur stond en keek toe.
  
  Hij kende de meeste mannen van gezicht. Met enkelen had hij wel eens een woord gewisseld. Stuk voor stuk waren ze onderdirecteuren van afdelingen, alleen Hawk, de voorzitter, was hoogste baas van zijn bedrijf.
  
  Nick Carter stak een sigaret op en bekeek hen: CIO, FBI, Maritieme Inlichtingendienst, Legerinlichtingen-dienst, Luchtmachtinlichtingen-dienst, Financiën, Geheime Dienst en CIA. De onderdirecteur van deze laatste instelling was een kleine, roodharige, vosachtige man met intelligente, koude ogen. Hij verspilde geen tijd. Zodra Hawk de vergadering had geopend, stond de CIA-man op.
  
  'Iedereen hier kent het probleem, meneer. Ik heb de vrijheid genomen de mensen in te lichten terwijl we op u wachtten.'
  
  Nick zag dat de mond van zijn baas verstrakte. Ze waren inderdaad ongeveer tien minuten te laat gearriveerd. Maar Hawk knikte slechts. 'En,' vervolgde de CIA-man, 'ik heb met de directeur overleg gepleegd sinds we de vergadering vannacht geschorst hadden.' Hij glimlachte. 'Vanochtend, liever gezegd.' Hij pakte een lange aanwijsstok, liep naar een kaart aan de muur en trok deze omlaag. Zonder Hawk om toestemming te vragen knipte hij de bovenlichten uit. Het was nu schemerig in de zaal, maar de kaart werd helder verlicht. De CIA-man hief zijn stok op en liet hem rusten op een met blauw krijt op de kaart getrokken cirkel.
  
  'Tibet,' zei de CIA-man. De stok gleed opzij en stopte bij een rode krijten' kei. 'Het Tsjoembidal. In het Hooiden ligt China of Tibet, dat is rui een pot nat; in het westen Sikkim, in het oosten Bhoetan, in het zuiden India. De Chinezen, mijne heren, zijn bezig met de aanleg van een tunnel van zevenhonderdvijftig kilometer van Tibet naar India. Volgens onze beste informaties is hij voor de helft klaar.'
  
  'Daar weten we alles van,' zei de Legerinlichtingendienst. 'We hebben het uitgebreid overlegd en gepland met de Indiase generale staf. Als die tunnel klaar is, kunnen de Chinezen er pijlsnel troepen doorheen sturen. Ze kunnen in zuidelijke richting doorstoten naar Sikkiim, dan oostwaarts door noord-India trekken om New Delhi af te snijden. Daar zouden ze alle rijst, thee, jute en olie van Assam Nefa en Nagaland in handen krijgen. We houden de zwervers scherp in de gaten.'
  
  'Geen paniek,' zei de Luchtmachtinlichtingendienst. Hij was zeer jong voor zijn positie en rang. Hij droeg nu burgerkleding, maar Nick wist dat hij twee generaalssterren had. 'Naar de hel met hun tunnel,' zei de man nu. 'We laten een paar bommen vallen en weg is de tunnel. We hebben in die streek minstens twintig vluchten met U-2's gemaakt. Jawel heren, die gebruiken we nog steeds. Het punt is dat we hun tunnel kunnen opblazen wanneer we maar willen.'
  
  'Jazeker,' zei Hawk scherp. 'We kunnen ook een oorlog met China beginnen. En dat zou ook gebeuren als jullie van de luchtmacht jullie zin kreeg. Maar daar gaat het nu niet om.' Hawk keek de CIA-man strak aan. 'Waar gaat het wel om, Charles? Je hebt hiervoor niets over die tunnel gezegd. Waarom nu wel?' De CIA-man keek slim, liet de kaart naar boven schieten en deed de plafondlichten weer aan. Hij liep terug naar zijn plaats aan de tafel. Hij wees op iets dat voor hem op de tafel lag. Niemand had er eerder aandacht aan besteed. Het leek op een potlodendoos. De CIA-man pakte het doosje op en liet het op de tafel vallen. Het kwam met een doffe, zware bons neer, en de tafel trilde even. 'Lood,' zei de CIA-man. 'Hier zit een paar ons grond uit Tibet in, uit het Tsjoembidal. Kortom, heren, afgegraven grond uit de tunnel! Die aarde is radioactief! Niet gevaarlijk - het lood is alleen maar een extra-voorzorgsmaatregel - maar onweerlegbaar en kortelings radioactief. Er is nog geen spoor van afbraak. Een van onze agenten in Tibet heeft kans gezien het naar onze mensen in Nepal te sturen. Het is gisteravond naar hier overgevlogen.'
  
  Er hing even stilte rond de tafel. Nick tastte naar zijn aansteker zonder zijn blik van de tafel af te wenden. De CIA-man keek rond, richtte toen zijn blik op de Luchtmacht. 'Jullie U2's zijn goed, erg goed. Maar onze satellieten zijn beter. De NASA heeft het prachtig voor ons versierd en kans gezien een van onze satellieten in een andere baan te krijgen zodat hij twaalf keer per dag over het betrokken gebied vliegt. Die satelliet heeft een gestage stroom uitstekende foto's gestuurd. De Chinezen, mijne heren, zijn behalve met de tunnel ook met iets anders bezig. Die tunnel is uiteraard belangrijk, maar ze gebruiken hem als camouflage voor iets anders. Wij geloven dat ze een bom aan het construeren zijn. Eén bom!'
  
  Er klonk onmiddellijk stemmengedruis rond de tafel. Hawk sloeg met zijn vuist op het tafelblad. 'Kalmte, alstublieft. Ga verder, Charles. Waarom maken de Chinezen maar één bom? En ik neem aan dat je met bom een atoombom bedoelt?'
  
  'Inderdaad.' De CIA-man legde een vinger op het platte doosje voor hem. 'We hebben zo'n idee van wat er al een poosje in Tibet aan de gang is. En we zijn natuurlijk scherper gaan opletten zodra ze die tunnel begonnen te graven. Sindsdien hebben we een paar honderd gegevens in de computer gestopt. Om een lang verhaal kort te maken, het eindresultaat is dat de Chinezen in staat zijn om, zelfs terwijl ze hun gewone atoomonderzoek in de provincie Sinkiang voortzetten, ergens anders minstens één bom te maken. Wij denken dat dat ergens anders Tibet is, en dat de tunnel als camouflage wordt gebruikt. We denken dat ze proberen de grootste bom te maken die ooit bestaan heeft - een waterstofbom. Een bom die veel groter is en veel meer uitwerking heeft dan wij of de Russen ooit gemaakt hebben!'
  
  Luchtmacht en Leger stonden tegelijk op en keken Hawk vragend aan. De oude man knikte tegen het Leger. De CIA-man wachtte op de vragen. Het Leger schraapte zijn keel. 'Ik moet toegeven,' zei hij, alsof het hem pijn deed, 'dat u meer en betere inlichtingen dan wij schijnt te hebben. Maar jullie mensen maken toch ook een hoop fouten. Nu ook, lijkt me. Oh, de globale informatie klopt vermoedelijk wel, maar ik denk dat uw interpretatie verkeerd is. Ik ben geen amateur in dit werk. Ik heb dezelfde primaire kennis als u. Afgezien natuurlijk van de aarde in dat doosje en de satellietfoto's. Is het misschien bij u opgekomen dat de Chinezen weer eens aan het bluffen zijn? Daar zijn ze erg goed in, weet u. Deze hele toestand kan misleiding zijn, om de aandacht af te leiden van het echte werk in Sinkiang. Het kan zelfs zo bedoeld zijn dat wij hun tunnel bombarderen - om hen een reden te geven de oorlog te beginnen.
  
  'En bovendien hebben mijn deskundigen me verzekerd dat de Chinezen gewoon niet in staat zijn op het ogenblik een waterstofbom te maken. Zelfs geen kleintje, laat staan zo'n monsterbom als waar u het over heeft! En waarom zouden ze zich tot het uiterste inspannen om zo'n monsterbom te maken? Ze schieten er weinig mee op zo'n ding te hebben. Ze zouden hem tot ontploffing moeten brengen om te bewijzen dat hij werkt - en als ze dat doen zijn ze weer waar ze begonnen zijn, met een leeg arsenaal. Geen bom. Wat zouden ze er mee opschieten?' Killmasters gedachten waren die van de man van het leger voorgebleven. Hij kende het antwoord reeds en verwachtte nu dat de CIA zou toeslaan. Maar de kleine vos knikte slechts, streek over zijn puntige kin, en wachtte tot Hawk zou knikken. Toen zei hij: 'Om dit te zien zoals ik het zie zou u een paar dagen met ons bureau voor het Chinese vasteland moeten praten. Helaas geloof ik niet dat dat een haalbare kaart zou zijn. Maar ik ben er van overtuigd dat het maken van een dergelijke bom, een enorme waterstofbom, en om die in de woestijn te laten ontploffen volkomen binnen het Chinese karakter ligt.' Hij zweeg, nam een slok water, keek toen de anderen om beurten aan.
  
  'Denk goed na, heren. De Chinezen hebben de laatste tijd een flink stuk van hun gezicht verloren. En we weten allemaal dat je gezicht in het oosten een kwestie van leven of dood is. Ze willen hun gezicht redden. Dus brengen ze die monsterbom tot ontploffing, en binnen enkele uren weet de hele wereld er van.
  
  Ze kunnen het niet verborgen houden, ook al zouden ze het proberen, en ze willen het niet verbogen houden. Daar gaat het nou juist om. Ze laten dat ding met een kracht van God weet hoeveel megaton exploderen - en grote krantenkoppen over de hele wereld. De Chinezen hebben een grotere bom dan wij of de Russen kunnen maken! Dat wordt gevolgd door een propagandastorm die nog groter is dan de bom zelf. Ze hebben nog veel meer van dergelijke bommen! Wij weten dat het een leugen is, jawel, maar een hele hoop kleine, neutrale, ongebonden en bange landen weten dat niet! Geloof me, heren, als de Chinezen hier in slagen, krijgen ze het dubbel en dwars vergoed in propaganda en de redding van hun gezicht. De CIA-' zijn blik gleed naar Hawk en toen naar Nick Carter - 'is van plan er voor te zorgen dat dit niet gebeurt. Wij, en bepaalde andere onderdelen van de gecombineerde strijdkrachten. Voor degenen onder u die niet direct bij deze zaak zijn betrokken, maar die op verzoek van de president op de hoogte gehouden moeten worden: de codenaam van deze operatie is Prop B. Ik hoef u nauwelijks te vertellen dat dit staat voor Propaganda Bom.' De CIA-man ging zitten. Hawk wreef in zijn ogen. 'De rest is voornamelijk routine, heren. Ik stel voor dat we dat voor een volgende keer bewaren. Als u net zo moe bent als ik, zult u begrijpen waarom. Naar bed. Alleen, zou ik er aan willen toevoegen.'
  
  De vergadering werd gesloten. Hawk gebaarde dat Nick moest blijven zitten. Nick knikte en keek naar de onderdirecteur van de CIA, de vosachtige man wachtte tot de anderen waren vertrokken, liep toen naar een deur in de linkermuur van de vergaderzaal. Hij wenkte hen. 'Okay, David. Laten we wat drinken en ter zake komen.'
  
  Nick en Hawk volgden hem naar een klein, weelderig ingericht privé-kantoor. De CIA-man drukte op een knop van zijn intercom en zei: 'Gladys, hou alles tot nader order voor me vast. Geen telefoontjes, behalve van de directeur.'
  
  De vrouwenstem zei koel en onpersoonlijk: 'Goed, meneer Donnellen.' De CIA-man liep naar een bar in een hoek en pakte flessen en glazen. Hawk liet zich in een makkelijke leren stoel zakken en gebaarde Nick hetzelfde te doen. Hawk trok zijn das los en maakte zijn bovenste overhemdsknoopje open. Hij knipoogde tegen Nick.
  
  'En nu,' zei hij tegen de CIA-man, 'kunnen we spijkers met koppen slaan. Een ruilhandeltje plegen.'
  
  De CIA-man gaf een glas aan Nick. Hij zag er nog steeds als een vos uit, dacht Nick, maar nu was er bepaald een meer wolfachtige sfeer bemerkbaar. Zijn stijve, wat primme houding was verdwenen. De man bekeek Nick Carter een ogenblik met grijsgroene ogen, stak toen zijn hand uit. 'Jij bent Carter?'
  
  Nick schudde de hand. 'Ja.' De hand van de ander was klein, maar droog en stevig.
  
  De CIA-man draaide zich om en glimlachte tegen Hawk. 'Ik denk wel dat we zaken kunnen doen, ouwe piraat. Jij wilt die toestand in China net zo graag organiseren als ik, anders zou je je topman er niet op uitsturen.' Hawks gezicht bleef onbewogen. 'Stuur ik hem er dan op uit?'
  
  De CIA-man nam een slok. 'Vergeet het maar, David. Ik wil het niet eens weten.'
  
  'Nou, maar er is iets dat ik wel wil weten.' Hawk boog zich naar voren in zijn stoel en keek de roodharige man aan. Hij gebaarde naar de deur die naar de vergaderzaal leidde.
  
  'Hoe veel van wat je daar verteld hebt was waar en hoe veel is flauwe kul?' Hawk wist dat elk regeringsbureau van tijd tot tijd een camouflagegordijn moest optrekken, moest doen alsof het meer wist dan in werkelijkheid het geval was, om zijn bestaan te rechtvaardigen. Hawk meende niet dat dit nu het geval was, maar hij moest er zeker van zijn.
  
  De onderdirecteur van de CIA liep met zijn glas naar zijn bureau. Nick vond hem er opeens even moe uitzien als Hawk.
  
  'Het is waar,' zei de CIA-man. 'Geen gezwam. Die zwervers zijn met dat monster bezig en ze zullen hem laten ontploffen en de wereld de doodsstuipen aanjagen tenzij wij ze tegenhouden.' Zijn blik gleed van Hawk naar Nick, en toen terug naar de oude man.
  
  'Uit wat je me verteld hebt, maak ik op dat je denkt Carter China binnen te kunnen krijgen. Dat is op zich al een hele toer. En je weet hoe ik en de direkteur tegenover die ondergrondse staan. We geloven niet dat het mogelijk is en we riskeren er onze eigen mensen niet aan. Maar als jij het wilt proberen, krijg je honderd procent steun van ons, op elk gebied, behalve de mensen. In ruil' - hij keek Nick rechtstreeks aan - 'zoek jij die verdomde bom en laat hem ontploffen eer zij het kunnen doen! Je hebt een kans van ongeveer één op de zeven miljoen.' Hij glimlachte strak. 'Dat is, volgens de laatste berichten, het aantal inwoners van China, maar het is niet als grap bedoeld.'
  
  Hawk keek naar het plafond. Hij zei: 'een paar dagen geleden heb ik iets in de krant gelezen - iets dat in Engeland gebeurd was. Vier mensen zaten bridge te spelen en ze kregen allemaal volmaakte kaarten. Ze hadden elk dertien kaarten van dezelfde kleur. Twee dagen later gebeurde hetzelfde in Australië. Die kans was iets van één op de triljard.'
  
  Nick moest lachen. 'Ik kan niet bepaald zeggen dat de kansen me aanstaan, meneer, maar u heeft gelijk. Er is een kans.'
  
  Hawk stak zijn vinger naar hem uit. 'Verdwijn. Doe wat je doen moet en kom over twee uur op kantoor. Ik wil dat je vanavond in San Francisco bent.'
  
  Toen Nick was vertrokken, hing er een korte stilte in het kantoor. De CIA-man schonk de glazen weer vol. Toen zei hij: 'Dat was dus Nick Carter. Weet je, David, het is een vreemd gevoel hem in levende lijve te ontmoeten.'
  
  'Hoezo?'
  
  De roodharige man haalde zijn schouders op. 'Moeilijk te zeggen. Ontzag, misschien, door wat ik over hem gehoord heb. Alsof je ontdekt dat Superman echt bestaat. En toch ziet hij er niet echt naar uit - ik bedoel, al die dure kleren en zo op dat gespierde lichaam. De hersens onder de crewcut. Hij - tja, hij ziet er meer uit als een universiteitsprofessor die beroepsvoetbal een leuk spel voor kleuters vindt. God - ik weet het niet! Maar hij maakt wel indruk.' Hawk knikte. Zijn stem was droog. 'Ik weet het. Vooral op de vrouwen. Daar heb ik soms problemen mee.'
  
  'Dat snap ik. Maar David' - de CIA-man keek de oudere man een ogen blik aan. 'Weet je zeker dat je hem er heen moet sturen? Tussen ons gezegd en gezwegen, we weten allebei dat hij geen schijn van kans heeft.'
  
  Hawks glimlach was raadselachtig.
  
  'Maak je geen zorgen. Hij weet het en hij neemt het risico. Nick Carter is vaker in de hel geweest en er weer uit gekomen dan jij jaren telt.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Nadat Nick in San Francisco uit het vliegtuig was gestapt, huurde hij een auto en reed naar een klein hotel in Powell Street. Toen hij een douche had genomen en een schoon overhemd aangetrokken, was het negen uur 's avonds geweest. De mist - niet zo erg als de vorige avond, zoals de receptionist hem had verteld - hing in grijze flarden rond de straatlantarens. Uit de Baai klonk het gefolterde geluid van misthorens, nu en dan beantwoord door een schorre stoot van een zoekende stoomboot.
  
  Er gleed aan lachje over het smalle gezicht van Killmaster toen hij de dubbele bodem van zijn koffer openmaakte en er de Luger en de stiletto, de FBI-holster en de zeemleren schede uit haalde. Nu was hij officieel bezig met zijn missie. Zijn gevarengeld was ingegaan op het moment dat hij in Washington in het vliegtuig stapte. Vanaf nu tot de missie was voltooid, of mislukte, of hij gedood werd, kreeg hij driedubbel betaald. Als hij omkwam, ging het geld naar zijn erfgenamen. In Nicks geval zou het geld, daar hij geen erfgenamen had, worden gestort in een speciaal fonds voor het aanwerven en opleiden van veelbelovende jonge krachten voor AXE. Hawk had het fonds bedacht en geïnstalleerd. Terwijl Nick de zeemleren schede op zijn rechteronderarm bevestigde en de stiletto een paar keer in zijn handpalm liet glijden, bedacht hij dat Hawk en hij die veelbelovende jongens geen dienst bewezen. Het zou zo veel beter zijn het geld te besteden om hen voor ingenieur, advocaat of arts te laten studeren! Het enige probleem was de wereld - die had nog steeds mensen nodig om het duistere en vuile werk in donkere stegen op te knappen.
  
  Hij haalde zijn auto van het parkeerterrein van het hotel en reed naar China-town. Het was zondagavond, en het was betrekkelijk rustig op straat.
  
  In wezen had hij twee missies. Prop B voor de CIA, en het onderzoek van Hawk en AXE. Zijn baas had de tweede missie om de een of andere reden Gele Venus genoemd. Zijn voorlaatste woorden vóór Nick het kleine kantoor aan Columbus Circle had verlaten, hadden een kleine aanwijzing voor zijn gedachtegang gegeven.
  
  'Vroeg of laat,' had hij met een half lachje gezegd, 'zul je op deze missie moeten onderduiken en je rustig houden. Gele Venus zou wel eens een geluksnaam kunnen blijken te zijn, zoals de Chinezen dat noemen. En daar wij niet weten wat het betekent, is er geen kans dat zij er wel achter zullen komen!' Hawk wist reeds jaren van Nicks voorkeur voor het bed als middel van ontspanning, en hoewel hij persoonlijk een keurige oude heer was - veertig jaar met dezelfde vrouw getrouwd - ontviel hem van tijd tot tijd een sarcastische opmerking. Hij wist uiteraard dat Nicks bedspel zijn werk nimmer belemmerde, en het vaak hielp.
  
  Hawks laatste woorden waren de gebruikelijke geweest: 'Tot ziens, jongen. Veel succes. Ik zie je wel weer.' Het zou een langdurige, moeilijke en bijzonder gevaarlijke missie worden. Hoe langdurig en hoe gevaarlijk, kon Killmaster nu nog niet weten. Misschien was dat maar goed ook.
  
  Intussen dacht hij aan een oud Chinees spreekwoord: 'De langste reis begint met de eerste stap.'
  
  Nick parkeerde de auto in een zijstraat van Grant Avenue. Hij was nu in China-town. Zijn instructies waren naar de Chinese Apotheek van de Duizend Lotussen te gaan en te vragen om een acupunctuurbehandeling van de ontsteking in zijn rechterschouder. Deze traditionele therapie heette 'Tsjoeng-i' en bestond uit het prikken van een aantal lange, scherpe naalden in de patiënt. Killmaster zou niet werkelijk worden behandeld. De apotheker trad op als postadres voor AXE, werd er goed voor betaald, en had de Chinese post doorgestuurd van de boekwinkel van de vermoorde Soen Jat. Nick kende 's mans naam niet. Hij moest een signaal geven, en als alles goed ging, zou hij Nick naar Fan Soe brengen of haar naar hem.
  
  Er bestond altijd de kans dat de Duizend Lotussen ook was ontmaskerd. Het was mogelijk dat Nick in een val zou lopen. Hij lachte grimmig terwijl hij de huisnummers bekeek. Hij werd toch driedubbel betaald?
  
  De Apotheek van de Duizend Lotussen was een groezelige, smalle winkel tussen een legerdumpzaak en de Won Ton Schoonheidssalon. Deze beide waren donker en gesloten. In de etalage van de apotheek scheen een zacht licht. Een met de hand geschreven reclame in Chinese lettertekens beval een elixir aan dat was samengesteld uit padden, slangenhuid, rozen en placenta.
  
  'Nee, dank je wel,' zei Nick in zichzelf. 'Ik hou me aan Geritol.' Hij zag een glazen fles waar een volmaakt gevormde foetus in dreef. Nick Carter glimlachte en duwde de winkeldeur open. Hij werd verwelkomd door een geur die hij goed kende -kruiden en rottende tijgerbotten, alsem en wierook en sjalotten. De winkel was verlaten. Er was geen bel boven de deur. Het vage licht onthulde een houten toonbank en planken met stopflessen. De deur in de achtermuur van de winkel was dicht.
  
  Er tikte ergens een klok. Hij zag de klok niet en het tik-tak benadrukte de stilte. Nick tikte licht op de toonbank. 'Volk!'
  
  Achter in de winkel klonk een geluid. Hij zag de deur langzaam open gaan. De man die daar stond was een Chinees of een Koreaan - hij was te fors voor een Japanner - en hij droeg een gesteven wit jasje en een ronde witte chirurgenmuts. Hij deed drie stappen in de winkel, bleef staan, en keek Nick met toegeknepen ogen aan. Hij was een sterk gebouwde man met een maanvormig gezicht in de kleur van oud leer en een knorrige mond. Hij boog even. 'Wat is er van uw dienst?' Hij sprak goed Engels.
  
  Killmaster boog zijn rechterelleboog een stukje om de stiletto bij de hand te hebben als hij nodig mocht zijn, en liep langzaam naar de man toe. Er was iets aan de winkel dat niet deugde, maar hij hield zichzelf voor dat het te vroeg was om daar zeker van te kunnen zijn.
  
  'Mijn naam is Hunt,' zei hij. 'Jerry Hunt. Ik heb een ontsteking in mijn rechterschouder. Ik wil een Tsjoeng-i-behandeling.' Toen hij zijn codenaam voor San Francisco moest geven, had hij zonder er bij na te denken de achternaam van Debbie gekozen. Later had hij zich afgevraagd of dat iets Freudiaans was geweest. De Chinees boog nogmaals. Ditmaal glimlachte hij. 'Dat is hoogst ongebruikelijk, meneer. In oktober is hel meestal de linkerschouder waar men last van heeft.'
  
  De AXE-agent voelde zich ontspannen. Het was het juiste signaal. Hij liep dichter naar de man toe. 'Waar is ze? Ik wil dit snel afhandelen.'
  
  'Er zijn complicaties.' De Chinees draaide zich om naar de achterdeur. 'Hier achter is het veiliger. Wilt u uw jasje en hemd uittrekken? Het zal een betere indruk maken als ik u echt de behandeling geef, voor het geval er iemand mocht binnenkomen. Ik blijf altijd laat open en er komen op de gekste uren klanten binnen.'
  
  Het beviel Nick Carter niet. Maar hij volgde de man naar de achterkamer. Kom nou - de man had het signaal toch gegeven? Maar hij voelde een toets van nervositeit. In zijn werk was eeuwige waakzaamheid de prijs die je voor je leven betaalde.
  
  De deur ging achter hen dicht. 'Wat voor complicaties?' vroeg Nick. 'Waar is ze? Is er iets mis gegaan?'
  
  De Chinees wees op een lange, smalle tafel in het midden van de kamer. De tafel had een gecapitonneerde leren hoofdsteun. Er boven brandde een sterke lamp in een groene glazen kap.
  
  'Wilt u uw jasje en hemd uittrekken en op de tafel gaan liggen, alstublieft? Het lijkt me beter. De waarheid, meneer Hunt, is dat ik niet precies weet waar de dame is. Dat leek haar het beste. Het enige dat ik weet is dat ze in een motel aan de buitenkant van de stad logeert. Ze heeft een uur geleden opgebeld. Over een half uur belt ze weer.' Hij wees naar een cilinderbureau in een hoek van de kamer. De klep was dicht. Op het bureau stond een telefoon.
  
  De Chinees wees weer naar de tafel. 'Alstublieft, meneer. Het is beter. Ik moet niet verdacht worden. Ik wil niet onder de bijlen sterven, zoals Soen Jat.'
  
  Er scheen niets anders op te zitten. Nick Carter trok zijn jasje uit. 'Daar weet u dus van?' Natuurlijk, dacht hij. Het zou in de krant hebben gestaan.
  
  De man was bezig bij een kleine gootsteen aan de andere kant van de kamer. Hij schudde een dozijn lange naalden in een hoog glas met waarschijnlijk alcohol. Zijn rug was naar Nick gekeerd. Toen zag de AXE-man de spiegel boven de gootsteen. De Chinees keek naar hem.
  
  'Heel China-town weet er van,' zei de man. 'En ik wil u wel bekennen dat ik erg bang ben, meneer Hunt. Zonder het geld zou ik er mee ophouden. Het begint erg gevaarlijk te worden.'
  
  'We betalen erg goed,' zei Nick kil. Hij voelde geen sympathie. De man was gehuurd en werd betaald en kende de risico's. Nicks blik gleed weer naar de telefoon en hij wenste dat deze zou gaan rinkelen. Dat gebeurde niet.
  
  Het had geen zin te proberen zijn wapens verborgen te houden. De Chinees draaide zich ongeïnteresseerd kijkend om toen Nick de Lu-ger uit de holster aan zijn riem haalde en in zijn linkerbroekzak stopte. Het was een oude politietruc. De stiletto liet hij in de schede zitten.
  
  Nu was hij naakt tot het middel. De Chinees kwam glimlachend op hem af met een handvol naalden. Ze waren langer dan breinaalden en met een spitsere punt dan een injectienaald. Nick trok een lelijk gezicht. 'Moeten we het zo ver doordrijven en die dingen in me prikken?'
  
  De man knikte. 'Het lijkt me het beste, meneer. Zodat alles er echt uitziet. Het doet erg weinig pijn.' Killmaster, die in zijn werk bijzonder veel pijn kon en had verdragen, zag er nog steeds niets in. Maar hij knikte. Hij keek weer naar de telefoon. Kom nou, verdomme, kom nou!
  
  De Chinees hield de naalden op. Ze glinsterden in het schelle licht. De scherpe ogen van de AXE-man zagen een geringe verkleuring, een bruinachtig residu rond de punt van elke naald. Een geneesmiddel, dacht hij. De man legde de naalden op de tafel. Hij koos er een en hield hem omhoog. 'Dit zijn jangnaalden,' zei hij. 'Uiteraard, want u bent een man. Kent u de procedure, meneer?'
  
  'Kom nou maar,' gromde Nick. 'En schiet op.'
  
  'Natuurlijk.' De man legde zijn hand op Nicks rechterschouder en kneep het vlees samen. Hij hief de naald op.
  
  Op dat moment werd de winkeldeur met een smak opengeworpen. Een man, of misschien een vrouw, jammerde schril in het Chinees. Er klonk nog een dreun, en het gerinkel van gebroken glas, toen de glijdende bons van een vallend lichaam. Dit werd gevolgd door een reeks vloeken in het Kantonees, waar Nick er enkele van verstond. Wie het ook was, hij was goed dronken en vroeg om tijgerbalsem.
  
  De Chinees stond nog steeds over Nick gebogen, de naald gereed. Zijn modderige bruine ogen glinsterden. Nick schoof weg op de tafel en grinnikte. 'Help hem eerst maar. Hij trekt de aandacht.'
  
  Eén ogenblik aarzelde de man besluiteloos. Nick kreeg opeens het idee dat de man meer dan wat ook de naald in Nicks huid wilde duwen. Hij schoof verder weg.
  
  De man draaide zich op zijn hakken om. Hij liep naar de gootsteen om de naalden neer te leggen, veranderde toen van gedachten en nam ze mee. Nu wist Nick het zeker. Waarom zou hij anders de naalden met zich meenemen?
  
  De AXE-man werkte nu volgens zijn instinct. Er was iets mis. Hij liet zich van de tafel glijden en sloop snel naar de deur die zojuist achter de Chinees was dicht gegaan.
  
  Hij deed de deur op een kier open en keek de winkel in. Een zeer oude Chinese man in broek en een vuil bloemenhemd hing over de toonbank, en hield zich met één hand vast, terwijl hij met zijn vuist naar de man in de witte jas schudde. Nick trok een grimas. De oude man was duidelijk een deliriumgeval. In het algemeen vormen de Chinezen een weinig drinkend volk, maar als ze aan de fles gaan, doen ze het met een overtuiging die zelfs een Ier niet kan evenaren. De oude Chinees wees nu op een van de planken. Hij vloekte en gilde nog steeds in het Kantonees. Zijn knieën knikten weer en hij gleed langzaam naar de grond. De andere Chinees vloekte nu ook, en liep om de toonbank heen met de bedoeling opa de deur uit te gooien. Nick liep snel naar de gootsteen. Hij pakte de pot waar de naalden in hadden gezeten en rook er aan. Alcohol. Daar was niets mis mee. Toen zag hij het borrelglaasje, een whiskyglas dat achter enkele retorten en een rekje met reageerbuisjes stond. Het was half gevuld met een dikke bruine vloeistof. Nick rook er aan. Curare! Het Zuid-Amerikaanse pijlenvergif dat verlamming opleverde en de ademhaling tot stilstand bracht. Men stierf langzaam en pijnlijk, door gebrek aan lucht.
  
  Hij zette het glas neer en bekeek de muren van de kamer op zoek naar een andere uitweg. Vóór in de winkel scheen de oude Chinees zich heftig te verzetten - hij wilde niet weg zonder zijn tijgerbalsem. Nick zegende hem en al zijn voorouders voor deze afleiding.
  
  Er scheen geen andere uitgang te zijn. Hij had liever rustig willen weggaan, zonder een gevecht dat tot complicaties kon leiden, maar dat zat er nu niet in. Hij trok de Luger uit zijn broekzak en liet de stiletto in zijn rechterhand glijden. Ze waren wel erg zeker van zichzelf geweest, dacht hij koud; curare was een oude truc, bijna een cliché, veel te makkelijk te herkennen. Dat deerde hen niet. Het was bijna gelukt! Nick voelde dat het zweet in zijn ogen liep. Het was op het nippertje geweest!
  
  Hij zag de kleine opening in de muur. Rond, donker, ter lengte van een vinger. Hij duwde zijn vinger in het gat en trok. Een kleine deur, die bekwaam was overgeschilderd, zwaaide open en liet een kamertje, niet meer dan een grote kast, zien. Aan het plafond hing een zwakke 15 watts-lamp.
  
  Nick ging het kamertje niet binnen. Dat was niet nodig. Het lichaam van de man was naakt, bloederig, en er ontbraken stukken aan. Hij was een Chinees, en nog niet lang dood. Achter het lijk lag het lichaam van wat een oude dame leek. Ze was dik en vormloos en droeg een grijze pruik die opzij was gegleden. Ze was wreed gebonden met ijzerdraad en had een prop in de mond. Boven de prop knipperden twee donkerbruine ogen wild naar Nick in een wanhopige optische code. Het was Fan Soe. Hij hoorde de voordeur dichtgaan, waarna hij op slot werd gedaan. Hij hief een hand op naar het meisje, deed de gecamoufleerde deur dicht en rende naar de tafel. Hij duwde de stiletto weer in de schede en de Luger in zijn broekzak. Er moest zeker nog een medeplichtige zijn, die zich ergens in de buurt had verstopt en afwachtte. Hij kon de zwerver niet doodschieten en hij kon hem niet de kans geven te schreeuwen. Het moest snel en geruisloos gebeuren. Hij lag ontspannen op de tafel te grijnzen toen de man de kamer binnenkwam. 'Die ouwe vent was behoorlijk zat,' zei Nick. Hij grinnikte weer. 'Dacht hij soms dat u hier een kroeg had?'
  
  De Chinees had zich enigszins hersteld. Nick zag dat hij licht zweette. 'Een oude gek,' zei hij. 'Zijn vrouw is ziek en hij wilde medicijnen hebben. Het spijt me van het oponthoud.'
  
  De man draaide zich om van de gootsteen waar hij iets had gedaan dat Nick niet kon zien omdat hij zijn lichaam tussen hen had gehouden. Nu kwam de Chinees naar de tafel met de glinsterende naald in zijn hand. 'Nu kunnen we verder gaan, meneer.' Hij glimlachte, en nam de huid van Nicks rechterschouder tussen zijn vingers.
  
  Nick rolde naar rechts. Hij pakte de rechterpols van de man in zijn linkerhand en drukte hard door. Zijn rechterhand sloot als een stalen klauw om de keel van de man en kneep elk geluid af. Nick rolde terug naar links, gleed van de tafel en nam de Chinees met een boog mee. De man had de naald niet losgelaten. Nu begon hij woest terug te vechten. Hij was lenig en sterk. Ze kwamen met een dreun op de grond terecht, en de man probeerde zich onder Nick uit te worstelen en de naald omhoog te brengen om hem in Killmaster te steken.
  
  Geleidelijk begon Killmasters enorme kracht de overhand te krijgen. Hij voelde de stembanden van de man meegeven en drukte nog harder door met zijn rechterhand. De ogen van de Chinees puilden nu uit. Nick draaide behendig de rechterpols van de man om, verhoogde de druk tot de punt van de naald op zijn rechteroog was gericht. Toen probeerde hij de naald te laten vallen, maar zijn hand was levenloos, vermorzeld in Nicks verschrikkelijke greep. De vingers werden slap, en de naald glipte even weg, maar Nick verplaatste zijn hand van de pols naar de vingers en bleef drukken. Nick hoorde een geluid als van een knappend twijgje toen een van de vingers brak.
  
  Ze lagen nu met het gezicht naar elkaar toe op de grond te kronkelen. Het felle licht boven de tafel was als een schijnwerper op het olieachtige Chinese masker onder Nick. Langzaam, genadeloos, begon Nick de naald naar het oog van de man te duwen. De blik van de man gleed van Nicks gezicht naar de naald. Hij probeerde te gillen, maar het geluid ging verloren in zijn kapot gedrukte keel. De ondoorzichtige ogen zagen de naald gefascineerd naderen. De man probeerde zijn hoofd te schudden - nee - nee - nee - en een straaltje kwijl droop uit zijn mond.
  
  De ogen smeekten Nick Carter nu. Deze laffe moordenaar smeekte nu om genade. Killmaster grauwde, en duwde de naald diep in het rechteroog van de man tot aan zijn hersens. De man hijgde, snakte, roffelde met zijn voeten op de vloer, en het was afgelopen.
  
  Nick rolde weg van het lichaam en kwam overeind. Hij liep naar de deur van de winkel en deed hem op slot. Hij trok zijn hemd en jasje aan en draaide het felle licht boven de tafel uit. Nu zag hij het vage gele licht van de gecamoufleerde deur. Hij deed de Luger in de holster, maar hield de stiletto in zijn rechterhand. Pas toen liep hij naar het verborgen kamertje. Eer hij er binnen ging, bleef hij een volle minuut staan luisteren.
  
  Tenslotte ging hij naar binnen. Er was niets veranderd. Killmaster stapte over de dode man - het moest natuurlijk de Chinese apotheker zijn - en knielde bij Fan Soe. Haar grote bruine ogen vertoonden nu een vonkje hoop. Hij sneed de prop los met zijn stiletto, maar ze bleef sputteren. Hij tastte met zijn vingers. De schoften hadden haar mond volgestopt met watten. Hij trok ze er uit. Haar kreetje klonk schor. 'Nick! Oh, Nick, schat! Je bent gekomen!'
  
  'Niet zo hard,' zei hij. 'Praat terwijl ik dit ijzerdraad losmaak. Zijn er nog meer?'
  
  'Minstens twee. Ik heb er twee gezien. Allebei Chinezen, met machinepistolen.'
  
  Hij was bezig met haar enkels. Het ijzerdraad sneed diep in het zachte vlees. Hij had geen draadschaar, geen tang, alleen de stiletto. Hij begon met het vlijmscherpe lemmet te zagen, en probeerde haar huid te ontzien. Het eerste stuk draad kwam los.
  
  'Weetje waar ze zijn?' Hij werkte nu op de tweede draad. Ook deze ging los, en ze spreidde haar enkels en onderdrukte een kreet toen het bloed weer begon te stromen. 'Ik weet het niet zeker. Misschien hiernaast. Een soort legerdumpwinkel. Er is een verbindingsdeur in deze kamer.' Fan Soe knikte naar links. Nick keek naar de muur. In het vage licht was er geen deur te zien. Hij trok de Luger uit zijn holster en leg de hem naast zich op de grond. Ze hadden dus Tommyguns! Als ze nu besloten een kijkje te nemen, zou het er warmpjes toegaan.
  
  Hij trok het ijzerdraad van haar polsen en ze wreef ze. Hij gooide de grijze pruik weg. Haar kortgeknipte donkere haar en het jongensachtige gezicht waren in het zachte licht opeens dierbaar en vertrouwd. Eén ogenblik dacht hij aan de wilde en tedere nachten in Hongkong, toen zette hij het van zich af.
  
  Hij trok haar overeind en haar gezicht vertrok en ze klemde zich aan hem vast om steun te zoeken. Nick lachte en trok de tentachtige jurk los. Hij kuste haar oor. 'Zelfs in dit licht lijk je niet erg op een grootmoedertje. En wat is dit?'
  
  Onder de jurk, maar boven een nauwsluitend broekpak droeg ze een enorme opgeblazen beha. Nick drukte met de punt van de stiletto in een van de enorme rubber borsten. Pfffffffftttt!
  
  Ondanks de ernst van de situatie moest Fan Soe giechelen. 'Gekke Nick! Maar ze hebben me toch geholpen, die dingen. Ik moest iets doen. Ik was verschrikkelijk bang -en er zijn helaas maar al te veel mensen in dit land die me kennen.' Hij gaf haar de stiletto. 'Alsjeblieft. Voor het geval. Laat me nu die deur in de muur zien. Heel stilletjes. Raak de muur niet aan.'
  
  Het meisje kon zich nu weer goed bewegen. Ze liep op haar tenen naar de muur en trok een rechthoek met haar vingers. 'Hier ongeveer. Een schuifpaneel dat precies aansluit.' Ze fluisterde.
  
  Nick sloop geruisloos naar de muur, knielde en streek er met zijn vinger over. Hij voelde een zeer geringe spleet. Het was een uitstekende deur. Hij herinnerde zich dat de dumpwinkel donker was geweest toen hij er langs liep. Hoe meer hij er aan dacht, hoe minder het hem beviel. Zelfs als ze er binnen konden komen zonder een vuurgevecht te ontketenen, zouden ze als twee blinde stieren in de porseleinkast zijn. Hij besloot er niet binnen te gaan.
  
  Hij legde zijn mond tegen Fan Soe's zachte, geurige oor en begon instructies te geven. 'Ik ga naar buiten zoals ik binnengekomen ben. Een van hen is daar nu waarschijnlijk binnen, maar de ander zal stellig de voorkant in het oog houden van de rechterkant of de overkant van de straat. Ze hebben ons min of meer in de klem, schat. Zij kunnen zich veroorloven wat kabaal te maken; wij niet. Zij kunnen zich veroorloven gearresteerd te worden - ze zouden toch niets zeggen - maar wij in geen geval. Dan zou de hele missie stuk zijn eer we nog begonnen zijn.
  
  'Ik ga door de voordeur naar buiten en probeer voor afleiding te zorgen. Luister goed - jij doet het licht uit zodra ik weg ben. Hou je absoluut stil en blijf naast de deur staan. Als er eentje binnen komt, laat hem dan, probeer niet hem tegen te houden -tenzij hij het licht aan doet en je ziet. Dan moet je de stiletto gebruiken. 'Wacht één minuut nadat je het schieten hoort beginnen. Tel tot zestig vanaf het eerste schot. Als er niemand door die deur komt, doe je het licht aan, zoek je de deur en vertrek je. Loop in de richting van de straat - dat is rechts van je - en probeer door de voordeur naar buiten te gaan. Zorg er voor dat geen van die kerels met je meekomt. En steek niet af tegen dit licht! Doet het uit. Als je daar eenmaal binnen bent, moet er genoeg licht van de straat komen om te zien wat je doet. Als ik naar buiten ga en de strijd begin, zal ik ze de straat uitlokken, de rechterkant uit. Als jij naar buiten komt, sla dan linksaf en ren hard weg! Ik haal je wel in. Als je ergens tegenop botst dat je niet aan kunt, zoals de politie, moet je het maar op het gevoel spelen. Je hebt toch een camouflage?'
  
  Ze knikte. 'Ja. Ik denk wel dat ik de politie om de tuin kan leiden.'
  
  Nick legde een gespierde arm om haar slanke schouders en kneep even. 'Okay. Als we uit elkaar raken, ga dan naar mijn hotel toe.' Hij gaf haar de naam van het hotel in Powell Street. 'Blijf niet in de lobby rondhangen. Vraag ze om je in mijn kamer te laten. Dat kan, zo'n soort hotel is het.'
  
  Ze knikte en liet haar koele lippen over zijn wang glijden. 'Pas goed op, Nick. Ik heb je net teruggevonden - ik wil je niet meteen weer kwijtraken.'
  
  Killmaster klopte op haar strakke achterwerk. 'Maak je geen zorgen, kindje. Deze mensen zijn amateurs. Ze hebben hun karwei al behoorlijk verknoeid en ik denk dat het geluk ze niet meer zal meezitten.' Hij gaf haar nog een tikje. 'Ik zie je straks. Vergeet niet tot zestig te tellen.' Hij was verdwenen.
  
  Nick ging terug naar de kamer waar de man lag die hij zojuist had gedood en deed de deur dicht. Het licht in het kleine gaatje in de muur ging uit. Fan Soe gehoorzaamde de instructies.
  
  Hij deed de deur naar de winkel open en kroop er op handen en knieën door. Er scheen geen licht. Nick kroop naar de voordeur, met de Luger in zijn broeksband. Hij kwam bij de deur en hief zich een stukje op om door het raam te kijken. Afgezien van een straatlantaren tien meter naar rechts was de straat donker. Er kwam niemand voorbij. Er was geen beweging te bespeuren. Een rij winkeltjes aan de overkant was donker, afgezien van hier en daar een nachtlicht. Waar zaten ze?
  
  Een van hen bevond zich in een portiek aan de overkant van de straat, en nu beging hij een vergissing. Hij draaide zich met zijn rug naar de straat en vouwde zijn handen samen, maar Killmaster zag het vlammetje van een aansteker toen de man een sigaret opstak. De lippen van de AXE-man krulden op in professionele verachting. Eén keer was hij, toen hij iemand schaduwde, vijf uur lang onbeweeglijk blijven staan, zijn ademhaling beheerst door Yoga, tot de tegenstander het in wanhoop had opgegeven en op hem was afgekomen. En was gestorven. Dat had het verschil uitgemaakt.
  
  Hij wist het nu. Minstens één van hen bevond zich daar buiten. Hij tastte naar de deurknop, vond hem, draaide het slot om en zette de deur een paar centimeter open. Er was geen licht meer te zien aan de overkant van de straat. De man hield de sigaret verborgen in zijn handpalm. Killmaster had niet op de straatlantaren rechts van hem gerekend, en het betekende dat de schutter aan de overkant minstens één goed schot op hem kon lossen. Daar was niets aan te doen.
  
  De Luger lag in zijn rechterhand. Nick trapte keihard tegen de deur. Hij dreunde open en sloeg terug tegen het etalageraam. Het klonk als een bominslag in de stille straat. Het raam viel rinkelend in scherven op het trottoir. Nick rende gebukt de deur uit.
  
  Hij had drie meter afgelegd eer de Tommygun aan de overkant van de straat begon te vuren. De schutter mikte slecht; hij was verrast en vergat vóór de zigzagbaan van de rennende AXE-man te mikken. Het lood ranselde het trottoir achter Nicks hielen.
  
  Nick schoot drie keer snel voor zijn lichaam langs op het portiek terwijl hij naar een hoge barricade van vuilnisemmers op het trottoir rende. Nog meer kogels ketsten af op het trottoir, sloegen zinderend tegen een ijzeren leuning, ricocheerden gillend van de oude muren. Nick dook in de beschutting van de piramide van vuilnisemmers, vond een opening en schoot terug op de rode kogelstroom die uit het portiek kwam. Hij had enkele extra magazijnen, maar die waren nu van geen betekenis. Hij zou niet de kans krijgen ze te gebruiken. Dit moest snel worden afgehandeld. Het klonk toch al als de Slag om de Ardennen - over enkele minuten zou het krioelen van de agenten. Hij duwde de Luger in de opening tussen de vuilnisbakken, hield het wapen met beide handen vast, en richtte zorgvuldig op het portiek. Hij hield zijn oog gevestigd op de deur van de legerdump, zag niets, begon toen op de schutter aan de overkant te vuren.
  
  Er werd nog steeds lood in zijn richting gesproeid. De man was nu wanhopig, wist even goed als Nick dat de politie zou komen, dat er weinig tijd was, en de kogels uit het machinepistool vraten in een gestage, tastende stroom in de vuilnisbakken. Het kabaal was oorverdovend terwijl de volgeladen bakken de kogelregen verwerkten.
  
  Nick schoot nu zorgvuldig terug, en wierp een snelle blik op de deur van de dumpwinkel. Zijn magazijn moest bijna leeg zijn. Hij zag de slanke gestalte van Fan Soe uit de voordeur van de winkel komen en links afslaan, en ze rende alsof de duivel haar op de hielen zat. De schutter aan de overkant was een ogenblik afgeleid; toen stuurde hij een regen van lood op het vluchtende meisje af. Hij stapte uit de beschutting van het portiek, en Nick mikte zorgvuldig op de vage schaduw met het spuitende machinepistool. Toen haalde hij de trekker over.
  
  De schaduw wankelde en viel in de goot. In de plotselinge stilte hoorde Nick het geratel van de Tommy gun die over het trottoir slingerde. Toen kwam hij overeind en rende achter het meisje aan. Toen hij de deur van de dumpwinkel passeerde zag hij een tweede donkere gestalte in de ingang liggen. De tweede zwerver was dus daar binnen geweest. Fan Soe en de stiletto hadden met hem afgerekend. Braaf meisje!
  
  Rondom gingen nu lichten aan. In de verte klonk het onheilspellende gegil van een sirene. Hoog tijd, dacht Killmaster, om te vertrekken.
  
  Fan Soe wachtte op hem bij het begin van een smalle steeg, anderhalf blok verderop in de straat. Hij miste haar bijna. Ze siste tegen hem toen hij langs rende. Vlak boven haar hoofd ging een licht aan in de steeg, en hij zag haar, uitgeput en geschokt, tegen de muur geleund staan. Haar knappe gezicht stond strak en er was een wilde blik in haar ogen. Zonder iets te zeggen gaf ze hem de stiletto.
  
  'Het - het is te bloederig! Ik heb hem van achteren gedood.'
  
  Nick griste het wapen uit haar hand. In de ingang van de steeg was een plukje dood gras. Hij duwde de stiletto in de zachte, vochtige aarde om hem schoon te maken, pakte toen haar hand en trok haar mee door de steeg.
  
  'Rennen,' zei hij fel. 'Rennen! Die steeg moet ergens op uitkomen.'
  
  Ze klemde zich vast aan zijn arm terwijl ze door de steeg draafden. Nick duwde de stiletto in de schede, de Luger in de holster, en bedacht dat het een aardige steeg was. Een hele mooie en lieve steeg, die net op tijd was opgedoken. Hij keek één keer achterom, net op tijd om een politiewagen te zien die langs de steeg stoof met zijn rode zwaailicht aan. Binnen enkele minuten zouden ze de hele buurt gaan uitkammen.
  
  Er lagen daar verderop vier lijken waar hij liever geen verklaring voor wilde geven.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Killmaster besloot terstond zijn spoor uit te wissen. Hij ging zelfs niet meer terug naar de huurauto. Hij en Fan Soe kwamen een paar honderd meter van een taxistandplaats de steeg uit. Ze namen een taxi naar de Ferry Building, een tweede taxi naar de Mark. Met een derde taxi reden ze naar een louche bar in Kearny Street waar Nick wel eerder was geweest.
  
  Ze dronken en aten er iets, knapten zich in het toilet een beetje op. Fan Soe had enkele bloedspatten, maar kreeg de meeste weg. Na het geborsteld te hebben, zag Nicks pak er weer behoorlijk uit. Vervolgens namen ze een taxi naar een busstation in een voorstad en stapten in een late bus naar Los Angeles. In een winkel bij het busstation kocht Nick voor elk een plastic regenjas.
  
  De bus was slechts half vol, en ze gingen achterin zitten waar ze ongestoord konden praten. Fan Soe, dicht naast hem zittend met haar hoofd op zijn schouder, lichtte hem in over een paar dingen die hem niet duidelijk waren.
  
  Toen ze tot de conclusie was gekomen dat AXE en Nick Carter de enigen waren die haar konden of wilden helpen verder met de Ondertong te gaan, had ze besloten naar de States te gaan om de zaak persoonlijk te bepleiten. Ze was op de oude CIA-code gestuit maar wist niet hoe ze hem moest gebruiken omdat ze geen connectie met de CIA had. De CIA had haar en de Ondertong voor zijn eigen doeleinden gebruikt -Nick dacht aan het smokkelen van de overlopende communistische generaal uit China - maar de CIA had er geen vertrouwen in dat er een levensvatbare ondergrondse in China kon worden gesticht.
  
  Fan Soe had Nick Carter nooit vergeten, maar ze had evenmin de middelen om contact met hem op te nemen. Ze hadden na die week in Hongkong afscheid genomen en niet verwacht elkaar ooit weer te zien. Toen geschiedde het wonder!
  
  'Ik heb een broer,' zei ze nu. 'Een halfbroer, eigenlijk. Hij heet Po-Tsjoi - dat is niet zijn echte naam, net zo min als Fan Soe de mijne is, maar dat geeft niet - en hij heeft lang deel uitgemaakt van de Rode Garde. Hij is er nog steeds lid van, maar is erg teleurgesteld over de communisten en ik heb hem kunnen aanwerven voor de Ondertong. Dat was niet makkelijk. Ik heb hem een hele tijd bewerkt. Hij is erg serieus en oprecht, Nick. En veel jonger dan ik.' Nick glimlachte tegen haar in de halfdonkere bus. Ze waren nu een stuk ten zuiden van San Francisco en reden in hoog tempo over de kustweg. 'Okay, oma. Ga verder.' Ze drukte zijn arm. 'Het was een probleem, snap je. Toen Po-Tsjoi eindelijk besloot bij de Ondertong te komen, deed hij dat met huid en haar. Het heeft me veel moeite gekost hem te bewegen bij de Rode Garde te blijven - hij was commandant en erg waardevol voor ons in de Ondertong. Tenslotte heb ik hem kunnen overtuigen, en is hij naar Peking teruggegaan, maar nu om aan onze kant te werken. En dat was het wonder - in Peking heeft hij een code-klerk in het bureau van Jie Ling aangeworven!'
  
  Fan Soe zweeg even en Nick begreep dat ze het terwille van het dramatische effect deed, maar de naam zei hem niets. Dat zei hij.
  
  Hij zag dat ze glimlachte. 'Dat kan wel zijn, maar deze Jie Ling heeft erg veel belangstelling voor jou. Hij is een hoge officier in de contra-spionagedienst en hij heeft een speciaal dossier van jou, schat. Het Carter-dossier. Er staat een vaste beloning van honderdduizend dollar op je hoofd.'
  
  'Ik voel me gevleid.' Hij voelde zich ook een tikje geërgerd. Hij vroeg zich af of Hawk van het bestaan van het Carterdossier en de beloning wist, en hem desondanks naar China stuurde. Waarschijnlijk wel. Wat zijn baas betrof was een karwei een karwei en het beste, het scherpste instrument moest worden gebruikt. 'Po-Tsjoi is via die klerk ook te weten gekomen dat er in San Francisco een boekwinkel was die de communisten als postadres gebruikten. De winkel van Soen Jat. In de periode waar ik nu over spreek werd hij er al van verdacht een dubbelagent te zijn - dat is iets meer dan twee weken geleden.'
  
  'Ze hadden gelijk,' zei Nick grimmig. 'Hij werkte indirect voor ons en via een ander postadres. Nu is hij dood!' Haar slanke lichaam huiverde. 'Dat weet ik. Ik heb het gelezen. Ik - ik moet ongeveer een uur voor het gebeurde in zijn winkel zijn geweest. Van het vliegveld ben ik regelrecht naar China-town gegaan. Het was een enorm risico, maar ik was wanhopig. Ik moest jou zien te bereiken,
  
  Nick! Ik had de oude CIA-code, weet je. Ik gokte er op dat als ik jouw bureau een boodschap in die oude code kon sturen, het op den duur zou worden ontcijferd en dat jij contact met me zou opnemen.'
  
  'Dat was inderdaad een gok,' zei hij. 'Maar de echte gokker was Soen Jat. Dat begrijp ik helemaal niet. Heeft hij je echt het tweede adres verteld, de acupunctuurdokter? Heeft hij je het herkenningsteken gegeven? Was hij dronken of gek, of hoe zit het?'
  
  'Hij was doodsbang,' zei ze. 'Maar ook high van de opium. Ik kon het ruiken. Anders zou hij, geloof ik, geen woord tegen me gezegd hebben - hij zou me de deur uitgegooid hebben of vermoord hebben! Tenslotte gaf hij me het adres van de dokter en een teken - loeng hoeo. Drakenvuur. Maar ik moest in het Pia Hoea, het Mandarijns, spreken. Toen zette hij me buiten de deur. Hij moet, volgens het verhaal in de kranten, niet lang daarna vermoord zijn.'
  
  Killmaster knikte zonder iets te zeggen. Zo ging het vaak in zijn vak: een uur, een minuut, een fractie van een seconde maakte alle verschil uit. 'Ik ben rechtstreeks naar die naaldendokter gegaan,' vervolgde ze. 'Hij was nog open. Daar ik het wachtwoord kende, was hij niet erg ongerust. Ik gaf hem de gecodeerde boodschap - die had ik al opgeschreven - en hij zei dat het bericht de volgende ochtend in Washington zou zijn. Ik moest de volgende middag terugkomen. Dat heb ik gedaan en, tja, je weet wat er toen gebeurde. Ze stonden met hun tweeën ter weerszijden van de deur te wachten toen ik binnenkwam. Ik had geen schijn van kans. Ze namen me mee naar die kleine kamer en lieten me zien wat er van de dokter was overgebleven - ze hadden natuurlijk alles uit hem gemarteld. Ze wisten dat ik een bericht naar Washington had gestuurd en dat iemand waarschijnlijk contact met me zou opnemen. Dus wachtten ze, heel geduldig.'
  
  'Ik ben er regelrecht ingetuind,' zei Nick. Hij dacht aan de curare op de naalden. Was het wel curare geweest? Hij dacht nu van niet. Hij wist niet zo heel veel van toxologie. Ze zouden een drug hebben gebruikt om hem buiten gevecht te stellen, niet om hem te doden. Hij zou niet gedood zijn eer ze hem hadden uitgeknepen. Het was op het nippertje geweest.
  
  'De naaldendokter heeft geen gemakkelijke dood gehad,' zei hij nu. 'Hij heeft ze mijn herkenningsteken ook gegeven. Arme kerel.'
  
  Fan Soe drukte zich dichter tegen hem aan. 'Zij doen verschrikkelijke dingen. Wij doen verschrikkelijke dingen. We zijn allemaal zo waanzinnig, Nick, dat de verschrikkelijkste en meest irrationele dingen soms juist en verstandig lijken.'
  
  Hij knikte, maar zei: 'Vergeet niet dat we in een overlevingsstrijd zijn gewikkeld. Hard tegen hard. Overigens, je wist dat Soen Jat werd verdacht, dat heeft je contact in Peking je verteld. Je had hem kunnen waarschuwen. Waarom heb je dat niet gedaan?'
  
  Het duurde even eer ze antwoord gaf. Toen zuchtte ze. 'Ik weet het. Ik heb er over nagedacht. Toen bedacht ik me dat hij een dubbelagent was -en je weet dat je zo iemand nooit echt kunt vertrouwen. Ik besloot niets te zeggen. Als ze hem zouden vermoorden, dacht ik, zouden ze niet iemand van ons afmaken, maar een van henzelf.'
  
  Het was een harde kant van haar karakter die hij niet eerder had opgemerkt. Hij dacht er een poosje over na. Toen hij weer naar haar keek lag ze op zijn schouder te slapen.
  
  Toen ze in Los Angeles aankwamen, telefoneerde Nick in het busstation. Ze wachtten een uur in de cafetaria. Toen kwam er een taxi voorrijden met een bordje Geen Dienst. Nick liep naar de taxi. De chauffeur was een norse jongeman met een stoppelbaard en een geruit sporthemd. Hij keek lelijk. 'Kan u niet lezen? Op dat bordje staat dat ik geen dienst heb.'
  
  Nick grinnikte. 'Ik zie het, ja. Maar mijn vrouw en ik hebben altijd al de oliebronnen op Signal Hill willen bekijken. Ik geef een goeie fooi.'
  
  De chauffeur knikte. 'Mijn naam is Wells, meneer. Washington heeft ons gewaarschuwd dat u misschien langs zou komen. Is het een spoedgeval, meneer? Heeft u een rookgordijn nodig?'
  
  Nick Carter schudde zijn hoofd. 'Niet zo drastisch, ik ben schoon. Maar ik heb een dag of twee een onderkomen nodig.'
  
  De man knikte. 'Goed, meneer. Dat is niet moeilijk. We hebben hier twee veilige onderkomens. Eentje staat op het ogenblik leeg.'
  
  'Ik heb geld nodig,' zei Nick. 'En kleren voor ons allebei en een rechtstreekse veilige verbinding met Washington.'
  
  'Dat is routinewerk, meneer. Al geïnstalleerd. Verder niets, meneer?'
  
  'Op het ogenblik niet.'
  
  De chauffeur zei niets meer tot Nick hem betaalde. Ze waren gestopt aan de voet van een heuvel. Met het wisselgeld overhandigde de man hem een sleutel. 'U gaat met de kabelbaan naar boven, meneer. Rechts van u is de Ormsby Arms, een voor de laatste keer zou zijn. Ik werd bang. Mijn tong was koud!' Nick kuste haar. Hij had een groot aantal oosterse vrouwen bezeten en besefte onmiddellijk dat ze op dit moment geen tederheid verlangde. Hij evenmin.
  
  Hij had haar nooit zo wild, en zo volstrekt overgegeven meegemaakt. Of zo onverzadigbaar. Ze hield niet op met haar wilde bewegingen. Na een poosje stroomde het zweet van hen af, hun lichamen waren glibberig en glommen en kronkelden woest. Fan Soe krampte keer op keer samen, haar mond aan de zijne gekleefd, en steeds mompelde ze zachte Kantonese obsceniteiten die hij niet allemaal begreep. Er was iets over de reusachtige bamboestok, en de jadestaaf en, aan het slot, iets over het beklimmen van de draak.
  
  Dat laatste betekende de Dood.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Ze bleven drie dagen in hun luxueuze schuilplaats. Ze aten wanneer ze wilden, sliepen wanneer ze wilden, gingen met elkaar naar bed wanneer ze wilden - en verrichtten een flink stuk werk. Toen Killmaster het oorspronkelijke en voorlopige plan van AXE aan Fan Soe had verteld, had ze ongelovig gelachen. Ze lagen in bed, tenslotte was zelfs zij uitgeput, en het bed was bezaaid met papieren, potloden en kaarten.
  
  'Mei joe fa tsoe,' zei ze verachtelijk. 'Dat kan niet. Een westerling, een rondoog, kan niet in China rondlopen zonder gearresteerd te worden. Voor jou zou het helemaal onmogelijk zijn, Nick. Je bent te lang, je hebt de verkeerde baardgroei, je spreekt de juiste dialecten niet - er zijn wel honderd dingen waardoor je je zou verraden.'
  
  Nick gaf toe dat ze gelijk had. Hij had het trouwens al beseft. De Chinese veiligheidsmaatregelen waren zeer streng. Het was een eeuwenoud systeem dat door de keizers, landheren en belastinggaarders was opgebouwd. Het werd pao-tsjia genoemd. Dat betekende zoiets als 'gegarandeerd pantser' en ging er van uit dat er voor elke tien gezinnen een hoofdman was die op zijn beurt verantwoording aflegde tegenover de plaatselijke autoriteiten. Hierdoor werd iedereen zijn broeders hoeder en een potentiële informant. Niemand wilde zijn hoofd laten afhakken of voor een vuurpeloton komen om wat zijn broeder deed. De Mongolen en Mansjoe's hadden veel succes met het systeem gehad, en de communisten hadden het niet gewijzigd.
  
  'Niet alleen heb je de pao-tsjia' zei Fan Soe, 'maar met de Rode Garde is het nu bijzonder gevaarlijk. Ze zijn overal, steken overal hun neus in. Iedereen is bang voor ze. En dan is het bovendien gewoon lijfelijk onmogelijk, engel. Kijk nog maar eens.' Ze legde een kleine vinger op de kaart die op het bed lag.
  
  'Het zou misschien mogelijk zijn je Sjanghai binnen te krijgen en je daar een paar dagen te verbergen. Ik denk wel dat me dat lukt. Dat is al gevaarlijk genoeg. Maar om van Sjanghai dwars door het hele land naar het Tsjoembidal in Tibet te trekken - dat is waanzin. Sjee, dat is ongeveer drieduizend kilometer -zesduizend Chinese li's! Slechte wegen of helemaal geen wegen, vrijwel geen treinen, misschien bandieten en zeker de Rode Gardisten! En ruw terrein ook, met de winter op komst.' Ze boog zich naar hem toe om hem een kus te geven en ging over in het Frans. 'Impossible, mon petit! Ze zouden ons te pakken eer we vijftig kilometer buiten Sjanghai waren.'
  
  'We?'
  
  Ze sperde haar ogen open. 'Je dacht toch zeker niet dat je het op eigen houtje kon? Je moet de hele tijd iemand bij je hebben, want jij moet je doofstom voordoen, in elk geval stom, en die iemand ben ik! Jij bent gekomen toen ik om hulp vroeg, jij gaat me helpen de Ondertong uit te bouwen - wat had je anders gedacht?'
  
  Hawk had Nick zoals altijd carte blanche gegeven, maar Nick had het meisje nog niet het hele plan verteld. Hij had, opzettelijk vaag, iets gezegd over de afspraak die AXE met de CIA had gemaakt. Hij had haar verteld dat hij naar het Tsjoembidal moest om een karwei op te knappen, in ruil waarvoor de CIA ruime steun aan de Ondertong zou geven. Tenminste, als Nick de CIA er van kon overtuigen dat de ondergrondse wezenlijk bestond en de steun waard was.
  
  Hij herinnerde haar opnieuw aan de afspraak. 'Ik moet eerst het Tsjoem-bi karwei doen. Als het lukt en ik breng een gunstig rapport over de Ondertong uit, dan krijg je alle hulp die je nodig hebt.'
  
  Haar ogen werden harder toen ze hem bekeek. 'Waarom zou je het dan op de moeilijke manier doen, schat? Waarom eerst naar Sjanghai en dan die krankzinnige tocht door China?' Ze wees weer op de kaart. 'Ik weet dat jullie een luchtbasis in Sikkim hebben. Zij zouden je kunnen droppen en dezelfde dag weer oppikken.' Nick besloot haar iets meer te vertellen. Hij had haar al eerder zijn leven toevertrouwd. Daar ging het niet om. Het was gewoon beleid -wat ze niet wist kon ze onder martelingen niet vertellen.
  
  Hij zei: 'Dat weten we natuurlijk. De CIA weet het ook. Ik denk dat ze verwachten dat ik er op die manier naar toe ga, en dan China in de omgekeerde richting naar het noordoosten weer verlaat. Het kan hen weinig schelen hoe ik het karwei opknap - als ik het maar doe.'
  
  Het meisje knikte somber. 'Ik weet het. De CIA gelooft eigenlijk niet dat de Ondertong waard is gered of uitgebouwd te worden. Maar dat is wel zo, Nick! En nu is het juiste ogenblik. Heel China is zenuwachtig, de dingen zijn aan het veranderen, en als we diep genoeg in de Rode Garde kunnen infiltreren kunnen we binnenkort een revolutie beginnen.' Nick bleef koel. Hij had altijd argwanend gestaan tegenover enthousiasme en vurige ijver. Meestal gingen daar een hoop mensen dood aan. 'Het leger is er ook nog,' zei hij, 'en Mao kan dat wanneer hij maar wil inzetten om de Rode Garde in toom te houden. Tenzij je het leger achter je hebt staan is het enige wat je kunt beginnen een burgeroorlog. En jullie zouden niet veel kans hebben die te winnen.'
  
  'Dat zou maar een begin zijn,' zei ze. 'Natuurlijk moet er een burgeroorlog komen. Dat weten we in de Ondertong.'
  
  Ze giing naar de badkamer. Ze was naakt, evenals Nick. Toen ze terugkwam vroeg hij: 'Wil je een scotch met soda voor me inschenken? Veel ijs, graag.'
  
  Met lichte verbazing zag hij dat ze zichzelf ook inschonk. Ze dronk meer dan vroeger. Maar hij zei niets. Het was onderdeel van een patroon dat hij nog niet door had - haar wanhopige hartstocht in bed, haar tranen 's avonds, als ze dacht dat hij sliep, het drinken, en haar sombere buien en gesprekken over de dood. Normaal gesproken zou dat haar zaak zijn geweest. Nu was het zijn zaak. Ze zouden samen naar China gaan.
  
  Hij grinnikte tegen haar. 'Okay. Laten we de revolutie en de burgeroorlog even vergeten en ons er op concentreren hoe we mij van Sjanghai dwars door China naar Tibet krijgen. Met mijn kop op mijn romp. Je zei toch dat je me naar Sjanghai kon krijgen en daar een paar dagen verbergen?' Als dat lukte was het al een aanwijzing dat de Ondertong niet alleen op papier of in het hoofd van Fan Soe bestond.
  
  Ze tikte hem op de wang en glimlachte, maar zei fel: 'Ik wil niet moeilijk doen, maar je moet me begrijpen. Ik kan alleen maar aan de ondergrondse denken, en aan de dappere mensen met wie ik samenwerk. De CIA kan me niet zo veel schelen.'
  
  'En AXE ook niet?'
  
  Ze keek hem strak aan. 'En AXE ook niet.' Ze glimlachte. 'Behalve één bepaalde AXE-agent die ik ken.'
  
  'Altijd maar vleien. Goed, hoe zit het met Sjanghai?'
  
  Fan Soe streek de kaart tussen hun naakte lichamen glad. Ze wees op de zuidpunt van Korea. 'Van Poesan naar Sjanghai is maar een kilometer of zevenhonderden vijftig. We hebben een hoop aanhangers in Korea, Chinezen die daar naar toe zijn getrokken om aan de communisten te ontkomen. Soms sturen ze ons geld en goederen. Met een jonk is het niet moeilijk de blokkade in de Oost-Chinese Zee te doorbreken - de roden komen daar patrouilleboten tekort. Ten noorden van Sjanghai zijn stranden waar je 's nachts veilig aan land kunt gaan. Tegen de ochtend kan ik je veilig in Sjanghai verstopt hebben. Maar niet lang, snap je. Op het moment is de stad in rep en roer - de Rode Gardisten zijn nog steeds aan het rellen en marcheren. Er is ook geschoten en gemarteld, en vlak voor ik uit Hongkong vertrok heb ik gehoord dat er in het openbaar hoofden zijn afgehakt. Ik weet niet of ik het moet geloven of niet, maar ik weet dat mijn halfbroer Po-Tsjoi nu in of in de buurt van Sjanghai is. Hij kan daar onder de Rode Gardisten weinig mensen werven - ze zijn nog te militant - maar hij probeert de boeren rond de stad te organiseren om de stad in te trekken en de Rode Garde te bestrijden.'
  
  'Er is gevochten in Sjanghai,' zei Nick. Die ochtend had hij een lang gesprek met Hawk gevoerd.
  
  Ze glimlachte. 'Dan doet Po-Tsjoi misschien goed werk.'
  
  Ze dronk haar glas leeg en zette het naast het bed. Ze keek Nick aan. 'Ik heb nu even genoeg van plannen maken, liefste. Zullen we iets anders doen?'
  
  'Zoals?'
  
  Fan Soe pruilde. 'Zie je wel, je hebt genoeg van me. Of anders ben je versleten. Ik wist dat ik mijn jade-doos had moeten meenemen.'
  
  Nick schopte de kaart weg en pakte haar. 'Ik zal je eens laten zien wie er moe is.'
  
  Later, toen zij sliep, trok hij een kamerjas aan en ijsbeerde rokend en nadenkend door de flat.
  
  Hij had eigenlijk geen moment overwogen zuidelijk China te land te doorkruisen. Voor een blanke was het te riskant. Het zou misschien lukken als hij alle tijd ter wereld had om zich uitgebreid voor te bereiden en uitsluitend 's nachts op pad ging. Maar zo veel tijd had hij niet. De winter naderde en al spoedig zouden de passen in Tibet door sneeuw versperd zijn. Hij had één wintermars in Tibet overleefd en dat was meer dan voldoende. Niettemin was hij vastbesloten eerst naar Sjanghai te gaan en vervolgens naar het Tsjoembidal. Hij moest met zijn eigen ogen kunnen zien waar die Ondertong toe in staat was. Hij zou het graag op eigen houtje hebben gedaan en een groot deel van het land hebben bestreken. Hij keek naar het bed waar Fan Soe lag te slapen; ze was een lieve meid, een goede minnares, een dappere strijdster - maar als het de Ondertong gold zou ze tot alles in staat zijn. Ze was in staat hem voor te liegen wat de sterkte van de Ondertong betrof. Het was haar geesteskind en ze was er aan verknocht. Wat dat betrof moest hij haar in het oog houden. Zijn rapport over de ondergrondse moest zo waarachtig en feitelijk mogelijk zijn.
  
  Fan Soe zei dat zijn aanwezigheid in Sjanghai, de aanwezigheid van een Amerikaanse topagent, een grote stimulans voor de ondergrondse zou zijn. Waarschijnlijk was dat zo. Er zou ook een eerste symbolische lading komen van geld, wapens, drukpersen, nieuwe kleine radiozenders, kaarten en codes, elektronische uitrusting, munitie, radarstoorapparatuur - de duizend en één dingen die een ondergrondse nodig had. Hij wist, en Hawk en de CIA wisten, dat dit een risico-investering zou zijn. De CIA kon het zich veroorloven. Hawk zou, indien hij er toe gedwongen werd, graag de eerste investering hebben gedaan. Hawk was even gespitst op de ondergrondse als het meisje, maar om andere redenen. Hawk was een realist en wist dat de Chinezen in jaren nog geen echte democratie zouden krijgen, als het ooit al gebeurde. Dat kon hem niet schelen. Hawk wilde de Ondertong voor zijn eigen doeleinden gebruiken - namelijk om een aantal grote bonzen te elimineren. Een Hydra had hij het genoemd.
  
  Nick liep naar het brede raam en keek naar buiten. Het was nu donker. Het noorden van Los Angeles en omgeving lag te glinsteren als een ingewikkelde plattegrond van neon, kristal en schaduwen. Ver weg, in de buurt van Hollywood, knipperde een reclame aan en uit: Begrafenissen - vanaf $ 250.
  
  Nick vroeg zich af hoe ze je tegenwoordig nog zo goedkoop konden begraven.
  
  Hij zag dat het flatgebouw over een afstand van zes blokken geen hogere buren had. Er konden dus geen sluipschutters op de daken zitten. Hij streek met een vinger over een van de zilveren draden die rond het raam liepen en niet ongelijk waren aan een alarmsysteem, maar dit was een systeem om het afluisteren van de flat te voorkomen. Nick trok de dikke gordijnen dicht en draaide zich om. De veiligheidsmaatregelen van AXE waren goed, maar nooit goed genoeg. Volmaakte veiligheid was een ideaal, geen feit.
  
  Hij had zijn hand net op de rode telefoon toen het slapende .meisje riep: 'Hai p'a!'
  
  Nick ging naar de slaapkamer en keek naar haar. Haar delicate, citroenkleurige gezicht glom van het zweet. Ze werd half door een laken bedekt. Ze lag te woelen en het laken was om haar heen getrokken, en weer riep ze: 'Hai p'a - hai p'a'
  
  Ik ben bang!
  
  Nick legde zijn grote hand luchtig op haar voorhoofd. Het scheen haar te kalmeren. Ze riep niet meer. Hij ging terug naar de zitkamer, trok een stoel bij de telefoons, stak een sigaret op, maar nam de rode telefoon niet meteen op. Hij vroeg zich af voor welke problemen het meisje hem zou stellen. Ze was nu zo gespannen als een vioolsnaar, bijna op het punt van breken. Zelfs de liefde deed haar niet zo ontspannen als zou moeten, hoe woest ze het ook deed. Voor eten, drinken en rust gold hetzelfde, zelfs de wetenschap dat ze volkomen veilig was. Nick streek door zijn dikke haar en fronste tegen zijn sigaret. Er was iets anders. Dat moest wel. Het vervelende was dat hij een paar keer bijna door had gekregen wat er aan schortte. Iets dat ze had gezegd of gedaan - of niet gedaan - sinds ze de flat hadden betrokken. En toen daagde het hem opeens. Fan Soe had zichzelf verkocht, had dat prachtige lichaam verkocht om een retourtje China te bemachtigen! Nick doofde zijn sigaret en stak onmiddellijk een andere op. Hij staarde door de blauwe rookkringels naar het plafond. Ze zou het hem natuurlijk nooit zeggen, of het toegeven, en hij zou het er nooit over hebben. Maar dat moest het zijn!
  
  Toen hij haar destijds in Hongkong had leren kennen ging ze een paar keer per maand naar China. Ze stak dan de smalle brug over de Sjam Tsjoen over, vermomd als boerin die haar waren naar de stad bracht. Toen had ze al gezegd dat het niet eeuwig goed kon gaan, dat ze op zekere dag stellig zou worden gepakt. Maar nog steeds maakte ze van dezelfde route gebruik. Als ze morgen uit elkaar gingen, vloog zij naar Hongkong om terug naar China te gaan. Ditmaal was haar camouflage onderweg die van een maatschappelijk werkster van de Wereld Steun Organisatie en dat paspoort was voldoende voor de politie in Hongkong. Daarna zou ze onderduiken in de krioelende binnenstad of in de haven en weer bovenkomen als het boerenmeisje.
  
  Killmaster schudde zijn hoofd. Nee. Het was slechts zijn intuïtie, maar hij vertrouwde er op. Fan Soe was gepakt. En ze had zich vrijgekocht met haar lichaam, althans tijdelijk. Dat was niets nieuws in China, of waar ook ter wereld. Omkoopgeld in de vorm van het eigen vlees.
  
  Hij vroeg zich af in welke mate ze was gecompromitteerd, en met wie. Het moest een vrij hoge functionaris zijn, maar wat voor soort functionaris? Een dwaas die verliefd was geworden? Een libertijn die gebruik van haar maakte eer hij haar vastzette? Een slimme schooier die op bevel van hogerhand dubbel spel speelde?
  
  Nick stond op en begon te ijsberen. Verdomme! Hij wist niet eens zeker of de Ondertong er bij betrokken was - ze kon voor iets onbelangrijks gepakt zijn. Bij het smokkelen van balpennen of sigaretten naar China. Die waren op het vasteland soms meer waard dan geld. Deed er niet toe. Ze was gepakt. Daar was hij zeker van. En ze wilde niet dat hij het te weten kwam. Hij schudde verbaasd zijn hoofd over de merkwaardigheden van vrouwen - gevaar, ja, je huid riskeren voor een goede zaak, ja. Risico's nemen waar je tenen van omkrulden. Tartend, nergens beschaamd voor. Maar als het neerkwam op een eenvoudige lijfelijke handeling was het iets anders. Hij wist nu wat haar mankeerde. Natuurlijk was ze bang. Nerveus, gespannen en doodsbang. Wie was dat niet in dit spel?
  
  Het grootste probleem was dat ze zichzelf nu als een hoer beschouwde. Voor altijd een hoer. En ze was bang dat hij er achter zou komen. Terwijl hij de rode telefoon oppakte en op verbinding met Washington wachtte, vroeg Nick zich af of Fan Soe verliefd op hem was - werkelijk verliefd. Om beider bestwil hoopte hij van niet.
  
  De rode telefoon werkte automatisch met een spraakomvormer. Della Stokes, de secretaresse van Hawk, nam onmiddellijk op.
  
  Nick zei: 'Dag schat. Is hij er?'
  
  Della kende zijn stem, maar in een van haar zeldzame speelse momenten vroeg ze: 'Met wie spreek ik? En waar gaat het over?'
  
  Nick Carter grinnikte. 'Jij trapt er ook nooit in, hè? Okay, het gaat over Geel Gevaar en Gele Venus.'
  
  Bij nader inzien en terwille van de duidelijkheid had Hawk de missie in twee delen gesplitst: Gele Venus was de Ondertong en Sjanghai en San Foe; Geel Gevaar was het Tsjoembi karwei voor de CIA. Nick floot zacht terwijl hij op Hawk wachtte.
  
  'Ja?' Hawks stem klonk vermoeid en scherper dan gewoonlijk. Het was laat in Washington, en de oude man had niet veel slaap gekregen. 'Wat is er nu, jongen? Geen moeilijkheden, hoop ik.'
  
  Het had geen zin Hawk over het emotionele probleem in te lichten dat Nick dwars zat. De oude man begreep emotionele problemen niet. Hij was in staat ter plekke een einde aan de missie te maken.
  
  Dus zei Nick: 'Ik heb het wel behoorlijk voor elkaar, meneer. Zal ik het in de juiste volgorde vertellen?' Hij pakte een aantal vellen papier van de tafel, die Fan Soe op dictaat van Nick in haar keurige hand had geschreven.
  
  'Ga je gang.'
  
  Ik heb een paar dingen nodig, zei Nick. Hij moest glimlachen terwijl hij verder ging: 'Zoals een onderzeeër, een vliegkampschip, en een AXE-vliegtuig dat zo gecamoufleerd is dat het op een Chinees lijntoestel lijkt. Dat is om mee te beginnen, meneer.' Hawk maakte niet de sarcastische opmerking die Nick had verwacht. Hij gromde alleen en zei: 'Dat zal wel te regelen zijn. In het Witte Huis bestaat trouwens meer belangstelling voor deze zaak dan ik gedacht had. We kunnen alles krijgen wat we nodig hebben.'
  
  Killmaster was enigszins verbaasd, maar tevreden.
  
  'Zo maar ineens, meneer?'
  
  'Zo maar ineens. Ik heb het hem goed verkocht.' De vermoeidheid verliet Hawks stem. Nick stelde zich een oude grijze kater voor die boven een schoteltje melk zat te spinnen. Hawk voegde er aan toe: 'Zij zullen morgen natuurlijk proberen er hun tanden in te zetten, en er is nooit genoeg voor iedereen, maar voorlopig mag je in het groot denken. En?' Nick Carter begon voor te lezen van de papieren die hij in zijn hand had. Een kwartier later zei Hawk: 'Ik moet één ding zeggen, jongen. Als jij in het groot denkt, denk je echt in het groot. Maar het geeft niet. Doen we. Wat zeggen een paar miljoen dollar tegenwoordig nou?'
  
  'De timing moet precies zijn,' zei Nick. 'Op fracties van seconden. Stipt, anders wordt het mijn dood. Ik denk dat ik over een week in Sjanghai ben, meneer.'
  
  'Liever jij dan ik,' zei zijn baas met ongebruikelijke openhartigheid.
  
  'Volgens het laatste rapport is de stad op kookpunt. De Rode Gardisten en de boeren vechten, niemand schijnt te weten wat het Volksleger aan het doen is, en in hol algemeen is het er een grote troep. Maar dat zal in jouw voordeel werken - de veiligheidsmaatregelen zijn niet zo strikt.'
  
  Nick was het met hem eens dat dit waarschijnlijk het geval was.
  
  'Hoe eerder hoe beter,' zei Hawk. 'De CIA zegt dat hun satelliet ze heeft verteld dat de communisten hun tunnel op de winter voorbereiden. Dat wil zeggen dat het grote werk gestaakt wordt. Het is mogelijk dat ze over een week of zo een hoop personeel en troepen weghalen en een kleine ploeg voor de winter achterlaten. Dat kan je ook van nut zijn, jongen.'
  
  'Ik heb alle mazzeltjes hard nodig, meneer.'
  
  'De CIA heeft ook een pak nieuwe foto's van hun satelliet gestuurd. Ze denken dat ze de Prop B wel gelokaliseerd hebben. Een splitsing van de tunnel die in een berg voert - maar dat kun je zelf zien. Ik zal je de vergroting tezamen met de foto-interpretaties toesturen.'
  
  Nick pakte een kaartje van de tafel waar hij een aantekening op had gemaakt. 'Meneer, zou u Charles van Make-up ook willen sturen? Ik heb zo'n idee dat ik het beste van het beste nodig zal hebben.'
  
  'Doe ik.' Hawk gniffelde. 'Als hij een Chinees van je kan maken is hij de beste!'
  
  'Ik hoef alleen maar in het donker voor een Chinees door te gaan. En dan nog maar een paar uur achter elkaar. En laat Charles de bochel meenemen, meneer.' Maak je geen zorgen. Charles verstaat zijn werk. Jij krijgt je bochel. Goed, begin nog eens van voren af aan.'
  
  Na een half uur zei Hawk: 'Ik geloof dat we het rond hebben. We hebben de voornaamste problemen onder de knie. Afgezien van de basis bij Tibet. Dat zit me niet lekker. In Washington schijnt niemand veel af te weten van die Teng Fa. Hoe oud zei Venus dat hij was?'
  
  Killmaster keek in de slaapkamer. Ze sliep nu rustig. Fan Soe - Venus, voor Hawk - had een nogal verbluffende oplossing gegeven voor het zorgelijke en belangrijkste probleem van een basiskamp in de buurt van het Tsjoembidal. Je kon niet gewoon 's nachts een agent op een kale rots droppen en verwachten dat er resultaten kwamen. Vooral niet in Tibet met de winter voor de deur.
  
  Hij herhaalde tegen Hawk alles dat Fan Soe hem had verteld. 'Teng is ruim honderd, meneer. De laatste van de oude krijgsheren, neem ik aan. Vroeger deed hij in zuidwest-China waar hij zin in had. Toen Tsjang Kaisjek in de twintiger ja-ren opkwam, heeft Teng zich een poosje bij hem aangesloten. Later is hij overgelopen naar de communisten. Toen is hij weer naar Tsjang teruggegaan. Typische Chinese handel, lijkt me. Nou, toen de communisten de zaak voorgoed overnamen hebben ze de oude man, volgens Venus, toegestaan zich terug te trekken in plaats van hem te doden. Hij kon hen geen kwaad doen, dus mocht hij zijn gezicht redden. Ik neem aan dat ze hem in het oog houden, maar niet te nadrukkelijk. Tenslotte is de man ruim honderd. En nu woont hij in een kasteel van klei, ongeveer vijfenzeventig kilometer buiten Tsjoengtiene - het meest zuidwestelijke puntje van China - en hij valt niemand lastig en niemand valt hem lastig. Maar' Nick lachte, omdat hij de reactie van Hawk al kende. 'Venus heeft me verteld dat de oude heer er nog altijd concubines op nahoudt! Hij schijnt erg ouderwets te zijn.'
  
  Tot zijn verbazing lachte Hawk ook. 'Misschien houdt hij ze er op na, ja, maar wat doet hij met ze? Nou ja, laat maar - dat probleem van een basis zat me wel dwars. Maar we hebben geen alternatief. Niet in China. Als je van de andere kant binnen zou komen, dan wel, maar dat doe je niet. Dus lijkt het er op dat het die Teng moet worden. Hij zou je natuurlijk kunnen aangeven.'
  
  'Dat is niet waarschijnlijk, meneer. In de eerste plaats is hij seniel, en ik betwijfel of hij veel begrijpt van wat er aan de hand is. Wat belangrijk is, is dat Teng de grootpeetvader van Venus is. Of iets dergelijks. Ik heb het zelf niet begrepen, maar het heeft te maken met het Chinese systeem van voorouders. Venus kan zich dus op een familieband beroepen - en op de wet van de gastvrijheid - en voor een paar dagen moet dat genoeg zijn. Ik hoef de zaak alleen maar te organiseren. Ik geloof dat we het op deze manier zullen moeten spelen, meneer.'
  
  Hawk zuchtte hoorbaar. 'Ik geloof dat je gelijk hebt. In de buurt van Tsjoengtiene, zei je? Een ogenblikje, jongen.'
  
  Terwijl zijn baas een kaart raadpleegde, stak Nick weer een sigaret op en keek in de slaapkamer. Ze lag nog steeds te slapen.
  
  Hawk kwam terug aan het toestel. 'Dan ben je nog altijd ruim zevenhonderd kilometer van het Tsjoembidal af!'
  
  Killmaster zei dat hij dit maar al te goed wist.
  
  'Niets aan te doen, meneer. Ik kan niet dichterbij komen zonder de missie in gevaar te brengen - en er is gewoon geen andere basis! Het moet de oude man en Tsjoengtiene worden. We zijn nog gelukkig dat we dat hebben. Als de mensen in Sikkim hun aandeel goed doen en ons op de juiste plek oppikken en droppen, moet het lukken. Ik zal de CIA hun Prop B geven - in kleine mootjes.' Het was typerend voor Hawk en Killmaster dat geen van beiden het had over wat in hun gedachten leefde - hoe hij na voltooiing van zijn missie het land uit moest komen. Ook dat moest op seconden worden getimed. Maar door het werken voor AXE werd je fatalistisch - het lukte of het lukte niet.
  
  Ze praatten nog een minuut of vijf, en in die tijd kwam Nick tot een besluit. Hij was niet van plan geweest het tegen Hawk te zeggen, maar nu kwam hij tot de conclusie dat het beter was om het wel te doen.
  
  'Het is waarschijnlijk vragen om moeilijkheden,' zei hij, 'en op het moment is het niet zo erg belangrijk, maar straks kan het nuttig zijn. Venus heeft me verteld dat zij, en dat geldt voor de hele Ondertong, niets met Tsjang Kaisjek te maken wil hebben. Ze zouden zelfs geen hulp van hem aanvaarden, hoe, wanhopig ze er ook voor staan, dus u ziet dat het hen menens is. Ze zien Tsjang als een reactionaire fascist, meneer, en geloven dat hij de revolutie zal versjacheren als hij een vinger in de pap krijgt. Ze zei dat Tsjang zou proberen “de geest weer in de fles te duwen.” Het leek me dat u dat misschien wel hogerop zou willen doorgeven.'
  
  Er volgde een lange stilte. Toen lachte Hawk spottend. 'Er komt geen revolutie, dat weten we donders goed. Maar vertel Venus niet dat ik dat gezegd heb. Ik heb geen behoefte aan nog meer complicaties; die zijn er al voldoende. Maar ik zal het doorgeven aan de politieke afdeling. Als het zover is maken we ons
  
  er wel verder druk over. Is dat alles?'
  
  'Dat is alles, meneer. Ik begin morgenochtend dus?'
  
  'Ja. Om acht uur precies. Zet Venus op dat toestel naar Hongkong en jij gaat naar Korea. Ik blijf voortdurend met je in contact tot je in Poesan aan boord van die onderzeeër stapt. Tot je metterdaad op het Chinese vasteland aan wal gaat blijft de situatie beweeglijk. Tot ziens, jongen. En pas op. Dit wordt een gemeen karweitje.'
  
  'Tot ziens, meneer.'
  
  Killmaster schonk zich een scotch met soda in aan de kleine bar. Hij dacht aan de woorden van het meisje: 'Meijoefa tsoe.' Dat kan niet!
  
  Het kon wel. Met geluk en lef en vastberadenheid kon het. Vooral met geluk. Hij herinnerde zich dat Hawk twee dagen tevoren New York had gebeld - of was het nu drie dagen? - om hem te vertellen dat hij weer eens een Gouden Kruis had verdiend.
  
  Nick raapte de papieren bij elkaar en duwde ze in de elektrische vernietigingsmachine. Zijn grijns was zuur. De Chinezen bewonderen vernuft en moed. Als hij in deze opdracht slaagde, zou Mao hem misschien de Orde van de Briljante Jade toekennen. Posthuum.
  
  Hij liep met zijn glas naar de slaapkamer. Donkere ogen tuurden naar hem door even scheefstaande oogleden.
  
  Nick ging op de rand van het bed zitten en begon haar de zaken uit te leggen. Op dit moment had ze er geen belangstelling voor. Ze wikkelde een zachte arm om zijn nek.
  
  'Ik heb van de jadestaaf gedroomd,' fluisterde ze. 'Maak jij nu werkelijkheid van de droom.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  De oostelijke sector van wat vroeger de Internationale Nederzetting was, vooral rondom de zuidelijke bocht van de Wangpoe en onder de befaamde Boend, is een geïndustrialiseerd gedeelte van Sjanghai. Het heeft zich nooit geheel hersteld van de verwoestingen van de Japanse invasie. Het is hier een doolhof van smalle straatjes en paden waar misdadigers en armen in grote aantallen wonen. Overdag patrouilleren politie en leger in groepen van niet minder dan vier; 's avonds en 's nachts wordt de sector overgelaten aan de inwoners die uit hun holen komen om te proberen wat geld te verdienen. Deze mensen worden, niet zonder logica, de 'nachtmensen' genoemd door de politie.
  
  Killmaster was nu vier dagen in Sjanghai. Te lang. Hij en Fan Soe woonden, met een dozijn leden van de Ondertong, in de stinkende, van ratten wemelende kelder van een vervallen katoenspinnerij. Aanvankelijk was alles goed gegaan. De Amerikaanse onderzeeër Snark II had de reis van Poesan zonder hindernissen afgelegd. Nick Carter, nu zwaar vermomd, en een lading ter waarde van een miljoen dollar waren veilig aan land gezet op een verlaten strand in de enorme delta van de Jangtse. Vijftig man, aangevoerd door Fan Soe, waren als geesten in de maanloze nacht opgedoken om hem te verwelkomen. Nick was onder de indruk geweest. Fan Soe, in het onberispelijke uniform van een Rode Gardiste, was een en al zakelijke efficiency geweest; enige gelijkenis met het meisje waarmee hij zo recentelijk het bed had gedeeld, leek op toeval te berusten.
  
  Binnen een uur nadat de Snark weer was ondergedoken, waren Nick en het meisje in een jonk op weg naar Sjanghai. De lading was in een dozijn rammelende vrachtwagens verdwenen. Nick en het meisje hielden alleen de twee zenders, ongeveer een honderdduizend dollar in gouden blokjes en een koffertje met een miljoen nieuwe joeans bij zich. Dit papiergeld was een voortreffelijke vervalsing en de CIA wilde het uitproberen.
  
  Fan Soe had onmiddellijk bezwaar gemaakt tegen het valse geld. Ze was zeer kwaad. De Ondertong probeerde een revolutie op te zetten, zei ze woedend, niet de economie van het land te ondermijnen! Killmaster kon met haar meevoelen. Hij wist dat Hawk gedwongen was geweest het valse geld mee te sturen. In het zuidelijke kanaal van de Jangtse vertrouwde hij het koffertje aan de diepte toe, en glimlachte bij de gedachte aan de redacties van de CIA-mensen als ze hun experiment op deze wijze hadden kunnen zien eindigen.
  
  Ze waren veilig ondergedoken in de verlaten katoenspinnerij. Nick had de zender beproefd die slim was vermomd als een transistorradio. Hij had even contact opgenomen met de Snark en de ontvangst was helder geweest. En daarna begon alles tegen te zitten. Po-Tsjoi, de halfbroer van Fan Soe, was gevangen genomen tijdens een gevecht van een groep boeren in een voorstadje van Nantoe. Hij was gemarteld en had doorgeslagen. Bijna elk uur vonden er nieuwe arrestaties plaats. Po-TJsjoi's bekentenis had tot een nieuwe dolheid onder de Rode Gardisten geleid. Ze hadden de boeren in de voorsteden teruggeslagen en de stad zelf veranderd in een hel van branden, plunderingen, verkrachtingen en moorden.
  
  Killmaster was ongeduldig. Hij had zich nog nergens mee bemoeid, hoewel hij hoofd van de missie was, wat Fan Soe wist. Maar vier dagen in Sjanghai waren lang genoeg. Hij had gezien wat hij wilde zien. Ondanks alle chaos had Fan Soe haar regelingen getroffen. En een Amerikaans vliegkampschip stoomde op driehonderd kilometer afstand in cirkels rond in de Chinese Zee. Het was tijd om te gaan.
  
  Hij keek naar het meisje in de sombere kelder. Ze zat te praten met Wong Tsjao-tien, een van haar luitenants in de stad. Hij was een schriel mannetje in een teeshirt en een zwarte broek. Zijn haar was lang en vettig, bijeengehouden door een groezelige band.
  
  Aan de manier waarop Fan Soe haar schouders liet hangen en de arm van Wong had gegrepen, zag Nick dat de man slecht nieuws bracht. Zijn intuïtie zei hem dat het gevaarlijk nieuws voor iemand was. Nick haalde zijn schouders op en voelde de kunstbochel enigszins verschuiven. Die bochel was een knap stukje werk van Charles, de make-upman van AXE, maar toch hinderde hij hem. Maar het ding werkte - de AXE-man, zijn forse lichaam verkrampt en gebocheld, viel niet op. De donkere huidstint, de vastgelijmde pruik op zijn kaalgeschoren schedel, de paar lange dunne haren in kin en bovenlip zorgden er voor dat hij zich voor een Chinees kon uitgeven. In het donker en als men hem niet te nauwkeurig bekeek.
  
  Nu kwamen Fan Soe en Wong naar hem toe. Ze spraken Woe, het plaatselijke dialect van Sjanghai, maat toen ze bij hem waren ging Fan Soe over in het Engels. Ze hield Wong nog steeds bij de arm. Nu gaf ze hem een duwtje in de richting van Nick. 'Vertel hem wat je mij net verteld hebt.'
  
  Wong keek naar de buitenlander met de bochel. Hij wist alleen wat Fan Soe hem had verteld - dat Nick hier was om de Ondertong te helpen en dat hij een erg belangrijk man was in de VS, waar de president hem dagelijks om raad vroeg, en dat zijn woord wet en zijn woede de dood was.
  
  Wong maakte een kleine buiging en beroerde zijn haarband. 'Po-Tsjoi is in een ijzeren kooi gestopt,' zei hij. 'Aan paal gehangen voor politiebureau. Iedereen komt kijken. Hij geen kleren, heel koud. Ze hebben ook stukje van hem afgesneden.'
  
  Nick bleef in het smerige stro gehurkt zitten. Hij keek op naar Fan Soe. 'Ik snap de grote lijn, maar het zegt me nog niet veel. Wil jij het vertalen?'
  
  Eer ze iets kon zeggen, opende Wong zijn mond weer. 'Is waar! Betekent, zij snijden stukje af vandaag, dan stukje morgen, dan stukje overmorgen.' Wong stak zijn handen uit en trok met zijn magere schouders. 'Al gauw Po-Tsjoi niks meer hebben.' Nick stond op. Fan Soe klopte Wong op de schouder en gaf hem een duwtje. Ze zei iets in het Woe. De man glimlachte, boog voor Nick, en ging weg.
  
  Nick, die er aan dacht zelfs hier te bukken en zijn misvormde rug te krommen, zei: 'Okay, Fan Soe, wat had dat allemaal te betekenen?' Aan het gesprek van de vorige dag denkend voegde hij er aan toe: 'Ik ben niet van gedachten veranderd. Het spijt me van Po-Tsjoi, het spijt me net zo erg als jou, maar we kunnen hem niet helpen. We kunnen niets doen. Niets! Het zou zinloos zijn om het te proberen en we zouden de missie alleen maar in gevaar brengen.'
  
  De donkere ogen keken hem strak aan. Droge ogen. Dat verbaasde hem niet. Ze mocht dan in haar slaap huilen, maar hij wist dat ze nooit om gevaar zou huilen. Hij voelde zich zelfs een tikje onbehaaglijk door haar strakke houding.
  
  Ze pakte zijn arm. 'Ik wil even met je praten, Nick. Daar, onder vier ogen. Ik moet eerlijk zijn.'
  
  Hij volgde haar schuifelend in zijn versleten rubberschoenen door een smalle gang naar de restanten van de stookkelder. Er stond twee centimeter roestig water op de vloer. Het kadaver van een kat dreef langs en ergens piepte triomfantelijk een rat. Nick begon: 'Het heeft geen zin, Fan Soe. We moeten weg uit Sjanghai. Morgenavond op zijn laatst. Ik kan dat vliegkampschip daar niet eeuwig laten ronddraaien!'
  
  'Toe, schat! Luister naar me. Ik weet dat jij het bevel voert, maar er is iets dat ik moet doen. Ik wil dat jij het weet.'
  
  Nick hurkte in het smerige water en zei gelaten: 'Okay. Zeg het maar.'
  
  'Po-Tsjoi is aan het doorslaan,' zei ze. 'Maar niet over ons, over de Ondertong. Hij kent deze plek, weet waarschijnlijk dat wij hier zijn - maar wij zijn nog vrij. Snap je het niet - hij geeft ze valse informatie. Dat weten ze nu. Daarom hebben ze hem in die kooi gehangen en bewerken ze hem met messen. Hij doet het voor ons, Nick, voor ons - en ik moet hem helpen. Ik ga hem helpen!'
  
  Hij keek haar aan. 'Hoe dan, in Godsnaam? Hij zit in een ijzeren kooi, vastgebonden aan een staak voor het politiebureau met duizenden Rode Gardisten rondom. Je kunt hem niet helpen! En als Wong
  
  di' waarheid spreekt en ze hem echt tukje voor beetje aan repen snijden, dan houdt hij het niet lang meer vol. Dat kan niemand. We moeten verdwijnen.'
  
  Ze schudde haar hoofd. Haar gezicht was onbewogen.
  
  'Niet voordat ik hem gedood heb, een eind aan de pijn heb gemaakt.' Het was niet zo erg als hij had verwacht. Hij had gedacht dat ze hem zou vragen het tegen tienduizend Rode Gardisten op te nemen en Po-Tsjoi uit zijn kooi te halen. Dit leek in zekere zin redelijk. Maar het was niettemin onmogelijk. Misschien overdag met een verdragend geweer. De leden van de Ondertong waren slechts met messen en een enkel pistool of een revolver bewapend. Nick had zelf alleen de Luger en de stiletto.
  
  Hij krabde zich en schudde zijn hoofd. 'Het spijt me, kindje, maar het is onmogelijk.'
  
  'Het is wel mogelijk,' zei ze koppig. 'Ik ga het doen. In mijn eentje, als het moet. Hij is mijn broer, Nick, en hij laat zich voor mij, voor ons allemaal, in stukken snijden. Ik moet hem uit zijn lijden helpen.'
  
  Hij voelde dat ze het meende. Killmaster bekeek de toestand nu vanuit een ander aspect. Als ze werkelijk van plant was met deze krankzinnige daad door te gaan, dan zou hij met haar mee moeten gaan. Hij kon zich niet veroorloven haar kwijt te raken. Hij had haar nodig. Afgezien van de persoonlijke verhouding tussen hen had hij haar nodig. Geel Gevaar en Gele Venus, de missies, hadden haar nodig. De tijd voor pret en plezier was afgelopen, de kaarten Waren geschud, en de missies kwamen op de eerste plaats. En nog iets - Po-Tsjoi zou het niet eeuwig kunnen volhouden! Vroeg of laat zou hij afknappen en doorslaan over deze plek.
  
  'Ik vraag het je maar één keer,' zei Fan Soe nu. 'Ik ga je niet bidden en smeken, Nick. Ik schiet slecht. Geen van de anderen kan beter schieten, en we hebben armzalige wapens. Maar jij zou het kunnen. Jij bent de enige die echt een kans zou hebben.' Hij knikte. 'Ik denk dat je gelijk hebt. En zou je het, dat wetende, toch proberen als ik nee zei?'
  
  'Ik moet wel.' Het ingebouwde Chinese fatalisme. Het lieflijke uiterlijk was slechts een westers vernisje; daar onder was ze helemaal oosters, even vastbesloten als Boeddha. Killmaster nam een besluit. 'Goed. Ik help je. Maar alleen als we hier vanavond verdwijnen. Niet meer terugkomen. Kun je de zaken vierentwintig uur vervroegen? Kunnen je mensen het aan? En daar moet je dan wel verdomd zeker van zijn!' Fan Soe keek op het goedkope Hongkong horloge dat ze hoog op haar arm verborgen droeg. Tegenwoordig kon onder de zeer arme bevolking zelfs het bezit van een horloge gevaarlijk zijn.
  
  'Over een uur is het donker,' zei ze. 'Het kost ons een half uur om van hier bij het Stedelijk Centrum te komen. Als we het gedaan hebben, stappen we bij Woesoeng in een sampan. Die kan ons naar het noorden brengen waar een vrachtwagen op ons wacht die ons naar het vliegveld brengt. Ja, Nick, we kunnen het klaarspelen. We kunnen om middernacht op het vliegveld zijn.' Hij pakte haar arm in een pijnlijke greep, maar ze vertrok geen spier. 'Weet je het heel zeker? Als ik die operatie eenmaal op gang breng, kunnen we niet meer terug. Dit moet meteen de eerste keer goed gaan.'
  
  'Je doet me pijn, Nick. Alsjeblieft.'
  
  Hij liet haar los, maar inplaats van achteruit te stappen gleed ze in zijn armen. 'Het spijt me, Nick, maar dit is iets dat ik moet doen.'
  
  Nick hield haar een ogenblik vast, maar toen hij sprak was zijn stem scherp. 'Goed! Laten we het dan doen. Help me die verdomde bult af te doen.'
  
  Hij trok zijn groezelige zwarte koeliejasje uit en onthulde de vleeskleurige monstruositeit. Make-up had voortreffelijk werk geleverd, tot en met harige wratten op de bult. Er liep een vleeskleurige riem onder zijn oksels die op zijn borst was vastgemaakt. De randen waren zo zorgvuldig geplet en vastgelijmd dat het leek of het ding uit zijn huid was gegroeid. Nick had er een zendertje in verborgen.
  
  Hij legde het kleine toestel op een stookketel, trok een lange antenne uit en schakelde de zender in. Hij werkte op zilverbatterijen. Nick keek Fan Soe aan.
  
  'Weet je het zeker? Ik moet vrij lang uitzenden. En we hebben gehoord dat het Volksleger erg goed is in het opsporen van zenders. Zodra ik klaar ben moeten we wegwezen.'
  
  Ze kaatste de bal terug. Voor het eerst in lange tijd glimlachte ze. 'Niets in het leven is echt zeker, schat. Vooral niet in ons soort leven. Ik denk dat we zullen slagen, maar ik weet niet wat er geschreven staat. Dat moet jij beslissen.' Ze haalde gelaten oosters haar schouders op. 'Maar ik weet wat ik moet doen.' Killmaster fronste. Hij raakte de morsesleutel nog niet aan. Ze had gelijk, natuurlijk. Niets in het leven was zeker. Geen garanties. Filosofie was van tijd tot tijd een zeer dun draadje. Hij had visioenen van zichzelf in een ijzeren kooi, terwijl hij werd gestenigd en uitgejouwd door de Rode Gardisten. Het Carterdossier. Honderdduizend dollar op zijn hoofd. Het zou een langzame en uiterst pijnlijke dood worden. Maar de missie moest worden uitgevoerd en hij was niet de topman in zijn vak geworden door het gevaar uit de weg te gaan.
  
  Killmaster grinnikte tegen het meisje. 'Okay, daar gaan we.' Hij hamerde op de seinsleutel en zond zijn oproepsignaal over de zee naar het wachtende vliegkampschip.
  
  Gele Venus roept Zaagtand - Gele Venus roept Zaagtand.
  
  De punten en strepen flitsten naar hem terug. Kom er in, Gele Venus.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  De stevige, gebochelde koelie trok de riksja door de Straat van de Gele Ooievaars. Het regende licht, nauwelijks meer dan een nevel, maar hij droeg een strooien li over zijn brede schouders en had een teng opgezet om zijn passagier te beschermen. De straat was donker en verlaten. De forse koelie kon de angst achter de gevels van de gesloten winkels bijna ruiken. De Rode Gardistën waren in een monster veranderd - en het monster was vanavond op vrije voeten. Niet ver van hen vandaan, waar de straat uitkwam op het Karl Marxplein met een doolhof van gemeentelijke gebouwen, brulde het Beest om bloed.
  
  Achter hem zei Fan Soe: 'Denk er om - je bent doofstom. Als er moeilijkheden komen laat mij dan het woord voeren.'
  
  Nick Carter vertraagde het tempo even en keek naar haar vanonder de rand van zijn koeliehoed. Hij glimlachte met zijn zwarte tanden en knikte. Een doofstomme. Dat zou hij niet licht vergeten. Hij draafde verder naar de felle lichtgloed aan het eind van de straat. Hij hield zijn hoofd omlaag en zijn benen pompten in het onvermoeibare slof-slof-slof-slof van de beroepskoelie. Killmaster had wel vaker riksja's getrokken, Fan Soe zat zedig in de riksja, gekleed in een gewatteerd pak, met een groene pet met een rode ster er op. Ze had gymschoenen aan en droeg het onontkoombare gazen ademmasker, en in haar hand had ze het Rode Boekje van Mao. Tussen haar slanke benen had ze bovendien een dodelijk Namboepistool. Killmaster had de Luger en de stiletto op hun gebruikelijke plaatsen onder zijn ruime, zwarte koeliepak. Nu ze het plein naderden en het kabaal van geluidswagens en luidsprekers boven het dreigende geroep van de menigte hoorden, bedacht hij zich dat dit zoiets was als een olifant aanvallen met een katapult. Als ze hun taak wilden volvoeren - Po-Tsjoi doden - moest het met een list gebeuren. Geen brute kracht. Dat begrepen ze.
  
  Links van waar de Straat van de Gele Ooievaars op het plein uitkwam was de gebogen gevel van een groot warenhuis. Hier waren enkele trams hopeloos verstrikt geraakt in de woelige, zingende, roepende en gillende menigte. Alle lichten op het plein en de omringende gebouwen brandden, en op de vrachtwagens en podia zwenkten krachtige schijnwerpers heen en weer door de lucht en over de mensen. Twee schijnwerpers tegen over elkaar waren roerloos. Ze waren gericht op een ijzeren kooi die van een stalen balk aan een lange paal voor het politiebureau bungelde.
  
  Nick zag onmiddellijk dat hij zich, eer hij zijn slag sloeg, niet ongerust hoefde te maken. Fan Soe evenmin. Rondom hen brulden en gilden misschien honderdduizend fanatiekelingen van de Rode Garde die duwden en trokken en vloekten en lachten, en ze gingen er volslagen in onder. Ze waren gewoon een riksjakoelie en een meisje van de Rode Garde.
  
  Ze lieten de riksja staan en baanden zich een weg naar een van de vastgelopen trams waar op het dak nog enige ruimte was. Nick tilde het meisje op zijn schouders, trok toen zichzelf op om een eerste blik op de situatie te werpen. Hij moest zien of hun plan werkelijk uitvoerbaar was. Terwijl hij uitkeek over het volle plein met de duizenden woedend schreeuwende gezichten, wist hij dat hij bang was. Dat was goed. Het was gezonde angst, niet bravoure en roekeloosheid waardoor je in dit beroep in leven bleef. Deze menigte vormde een dodelijk wapen. Eén fout, één verkeerd woord, één kwade stem, en ze zouden je in stukken scheuren.
  
  Hij voelde de hand van Fan Soe op zijn arm en ze kneep hem hard en huiverde. Hij keek niet naar haar. Hij zag het zelfde als zij.
  
  De kooi hing vijftien meter boven de grond aan het einde van een stalen balk die onder een rechte hoek aan de paal was bevestigd. Het was een slimme en genadeloze val, die kooi. Middeleeuws. De Italianen hadden er vroeger vaak gebruik van gemaakt. Hij was zo gebouwd dat de gevangene noch rechtop kon staan, noch kon gaan liggen.
  
  Het ding in de kooi bewoog zich nu, terwijl ze toekeken. Een van de handen werd door de tralies geduwd. In het felle licht van de schijnwerpers was duidelijk te zien dat de eerste twee vingers van de hand ontbraken. Het verband was keurig schoon. Aardig van de zwervers!
  
  Ook het hoofd was verbonden. Nick vermoedde dat er een oor was afgesneden. Eén ogenblik ging de menigte rond de voet van de paal een stukje uiteen en hij kon een grote glazen kist zien, een soort vitrine, die op ooghoogte aan de paal was bevestigd. De afstand was te groot om te kunnen zien wat er achter het glas lag, maar hij kon het wel raden. Ze stelden de lichaamsdelen van Po-Tsjoi als waarschuwing tentoon. Nick voelde het meisje rillen. Hij vermoedde dat het uit woede was, niet uit angst.
  
  Opnieuw bewoog het naakte ding in de kooi zich, rusteloos draaiend om te proberen het verminkte en gefolterde lichaam enig comfort te geven. Zelfs in het felle licht kon Nick het gezicht niet onderscheiden. Hij wilde het ook niet bepaald zien. Het was gewoon een oosters gezicht.
  
  Nee. Het was meer dan dat. Het was het gezicht van een medemens. Er zat een man in die kooi. Een mens. Die gefolterd werd. Nick besefte dat hij moest doen wat hij kon.
  
  Het kostte hem nog geen minuut om de situatie in ogenschouw te nemen. De enig mogelijke kans was om het politiebureau binnen te gaan. De kooi hing op een meter of vijftig van de ingang, ter hoogte van de derde verdieping. Ja, hij moest dat bureau in, een van de bureaus op de derde verdieping binnendringen, en dan zou hij een schot kunnen afvuren op de kooi. Hij stootte Fan Soe aan.
  
  Ze worstelden zich door de menigte naar een portiek en hij vertelde haar wat hij ging doen. 'Aan de voorkant zijn brandtrappen,' legde hij uit. 'Ik wed dat die ook aan de achterkant zijn. Er zullen wel gangen van de voorkant naar de achterkant lopen. Als we op de derde verdieping kunnen komen, en als ik een kamer kan binnendringen, hebben we een kans. Jij kunt me vanuit de gang dekken. In deze menigte en met die opwinding zal het niet zo moeilijk zijn om binnen te komen.'
  
  Ze zei wat ze beiden dachten. 'Ja. Het zal makkelijk zijn om binnen te komen. Zelfs om hem dood te schieten. Maar om daarna weg te komen zal moeilijk zijn.'
  
  Killmaster haalde zijn schouders op. 'Er is één ding - als die bende ons te pakken krijgt, wordt het een snelle dood. Kom op.'
  
  Ze baanden zich een weg langs de rand van de menigte en de stalletjes waar vrouwen vlaggetjes en kleine busten van Mao verkochten. Alom hingen affiches aan de muren. Dood aan de Decadente Bourgeoisie - Eer Mao's Gedachten - Wet met de Bloedige Revolutionisten - Dood aan alle Amerikaanse Honden -'Ze zijn niet dol op ons,' zei Nick binnensmonds.
  
  Stap voor stap worstelden ze zich door de opeengepakte mensenmassa naar de ingang van het politiebureau. Leden van de Volksmilitia met geweren en tommyguns hielden de deuren en de brede trap vrij. Ze droegen slobberige lichtbruine uniformen en petten met een rode ster en rode epauletten. Ze zagen er alert en gedisciplineerd uit, en dat beviel Nick niet. De tommyguns gaven hem kippenvel. Als de achterkant van het gebouw even goed werd bewaakt als de voorkant, zaten ze in moeilijkheden.
  
  Fan Soe siste tegen hem: 'Jij bent mijn domme neef die een baantje in de stad had. Nu ben je ziek en ik probeer je te helpen naar je dorp terug te gaan. Hou je hoofd omlaag en je ogen neergeslagen, maar overdrijf het niet. Kijk zo dom en zenuwachtig als je maar kunt.'
  
  Nick liet zijn zwarte tanden in een grimas zien. Dat laatste zou niet moeilijk zijn. Hij was zenuwachtig. Ze liepen naar een schildwacht die onder een grote rood-gouden banier met hamer en sikkel stond. Eerst besteedde hij geen aandacht aan hen. Hij stond omhoog te kijken naar de kooi en wilde kennelijk niet worden gestoord.
  
  Fan Soe trok aan zijn mouw. Hij keek haar geërgerd aan. 'Wat is er, kameraad?'
  
  Het meisje wees op Nick die in elkaar gedoken met zijn voeten stond te schuifelen, zijn mond half open en zijn blik leeg. Maar zijn hand was in de buurt van de Luger en de stiletto was gereed om uit de schede in zijn hand te glijden. Als hij ze moest gebruiken zou het natuurlijk al te laat zijn, maar als hij ontdekt werd, zou hij er een paar met zich meenemen. Fan Soe legde uit dat haar neef ziek was en een pasje nodig had om te mogen reizen. Ze zei dat hij niet helemaal goed bij was, en bovendien doofstom, en als iemand hem niet zou helpen, zou hij verdwalen en in de goot omkomen.
  
  De schildwacht keek naar de groezelige gebochelde, toen naar het meisje. 'Ja, ik snap wat je bedoelt, kameraad. Die man is een belediging voor het aangezicht van China. Hij zou in een grot verstopt moeten worden.' Fan Soe glimlachte triest. 'Dat weet ik. Maar hij is hulpeloos en een familielid, al is het maar in de verte. Ik kan hem niet laten omkomen. Dus als u me zou willen helpen.'
  
  De schildwacht keek Fan Soe nu waarderend aan, en Killmaster hoopte dat er niet een heel gesprek vol flirterijen zou volgen. Hij was gespannen nu, maar tegelijkertijd toegespitst op actie. Kom op, dacht hij woedend. Schiet nou op.
  
  Fan Soe liet haar papieren aan de schildwacht zien. 'Alstublieft. Ik zou u dankbaar zijn als u de zaak zou kunnen bespoedigen. Ik weet dat u een belangrijk man bent die zijn plichten heeft, maar ik heb ook mijn plichten.' Ze wierp een verachtelijke blik op Nick. 'Trouwens, ik verafschuw hem. Ik wil hem kwijt. Hij stinkt.'
  
  De schildwacht lachte. 'Daar zeg je een waar woord, kameraad.' Hij gaf haar de papieren terug zonder te bekijken. 'Jij gaat niet weg uit Sjanghai? Dan moet ik zijn papieren zien.' Ze draaide zich om naar Nick en praatte snel in gebarentaal. Ze hadden dit geoefend, en elke AXE-agent moest in staat zijn met zijn vingers te praten.
  
  Nick knikte en haalde zijn papieren uit zijn slobberbroek. Hij gaf ze aan het meisje die ze aan de schildwacht gaf. Hij wierp één blik op de smerige, gekreukte papieren en gaf ze terug. 'Zelfs die stinken. Ga maar naar binnen, kameraad. Je hebt geluk dat kameraad kapitein Tsjoe vanavond laat werkt. Derde verdieping aan de voorkant.' Hij wees omhoog. 'Hier recht boven.'
  
  Toen ze het gebouw inliepen riep de schildwacht het meisje na: 'Schiet maar op, kameraad, anders mis je het.' Hij wees naar de kooi. 'Straks halen ze hem weer omlaag. Ze gaan die stronthoorn nog een stukje afhakken. '
  
  Ze liepen door een ruime hal die naar urine stonk. Drie trappen op. Nick ging nu voorop en bleef op elke overloop even staan om de gangen in te kijken. De meeste kantoren waren leeg en aan de achterkant van het gebouw waren de lichten uit. Op de tweede verdieping hoorden ze een eenzame schrijfmachine ratelen
  
  Op de derde verdieping eindigde de gang aan hun rechterhand in een rechthoek van fel licht boven het plein. Links was de gang van het trappenhuis tot aan een tweede raam in het donker gehuld.
  
  Nick Carter had de Luger in zijn hand. Fan Soe tastte in haar broek en haalde het kleine Japanse pistool tevoorschijn. Als ze nu werden betrapt zouden ze zich naar buiten moeten vechten.
  
  Nick, die altijd eerst de uitgangen verkende, knikte naar links. 'Controleer dat achterraam. Vlug. Ik wacht hier.'
  
  Ze draafde op haar tenen weg. Een minuut later kwam ze terug. 'Er loopt een brandtrap naar het binnenplein. Het is er erg donker.'
  
  'Is er een steeg? Of een passage naar de volgende straat? Een binnenplein alleen is een val. '
  
  'Er is een steeg. Dat weet ik zeker. Ik ben al eens eerder in dit gebouw geweest.'
  
  Nick raakte haar arm aan. 'Okay. Wacht op me. Loop maar wat doelloos rond. Als iemand wil weten waarom je hier rondhangt, hou je dan aan hetzelfde verhaal - behalve dat ik onder vier ogen wordt ondervraagd door kameraad kapitein Tsjoe.'
  
  Haar ogen glinsterden. 'Ik denk niet dat er iemand zal komen. Ze zijn allemaal buiten - om te wachten tot het weer gebeurt.' De kleine Namboe bewoog in haar hand. 'En als ze komen, weet ik wat me te doen staat.'
  
  Nick Carter had zich nu in zijn volle lengte uitgestrekt. De bochel leek nog grotesker dan tevoren. 'Zet dat achterraam open,' zei hij. 'En trek je spikes aan, schat. Als we hier weggaan moet het pijlsnel gebeuren!'
  
  Hij kwam snel in beweging. Hij liep door de gang naar het felle licht en het geraas van de menigte. Er zou nog maar weinig tijd zijn als ze Po-Tsjoi weer omlaag wilden halen om in hem te kerven.
  
  Het was de laatste deur rechts. Er viel een heldere lichtstreep in de gang, die zich vermengde met het licht dat door het raam viel. Buiten schetterde even een luidspreker. De menigte brulde harder. Nick voelde dat het zweet hem uitbrak. Als ze de arme kerel omlaag trokken eer hij een schot kon lossen -Hij nam de Luger in zijn linkerhand, liet de stiletto in zijn rechterhand glijden. Eén seconde keek hij naar het licht onder de deur. Toen draaide hij de knop om en stapte de kamer binnen, er op gokkend dat kameraad kapitein Tsjoe alleen zou zijn. Zo niet, dan zou Nick de Luger moeten gebruiken en zou het wel eens een troep kunnen worden. Kapitein Tsjoe was alleen. Hij zat aan het bureau en keek door het open raam naar de kooi. Zijn draaistoel kraakte toen hij zich omdraaide. 'Wat wilt u?'
  
  De stiletto trilde in de keel van de kapitein. Nick knipte de lichten uit en sprong als een tijger naar het bureau. De man maakte gefolterde geluiden en plukte aan de stiletto in zijn huid. Nick sloeg een gespierde arm rond zijn nek, vond het heft en trok het wapen bijna in een cirkel naar zich toe.
  
  Tegen de tijd dat het lichaam op de grond viel, lag Nick al voor het raam geknield. Hij was net op tijd. Aan de voet van de paal maakten twee soldaten de schoot los die rond een klamp aan de paal was gewikkeld. De kooi zwaaide heen en weer. Killmaster vloekte tussen zijn tanden. Een bewegend doelwit was twee keer zo moeilijk om te raken.
  
  Hij controleerde de Luger, legde de loop toen op de vensterbank en verdreef alle andere gedachten uit zijn geest, behalve het gepijnigde naakte ding in de kooi. Met twee handen rond de Luger geklemd, probeerde hij het vizier te richten: hij had het vizier afgevijld tot het nauwelijks zichtbaar was om te voorkomen dat het in zijn kleren of holster zou blijven steken, en nu wenste hij dat hij dit niet had gedaan.
  
  De kooi zwaaide wild heen en weer als een metronoom, en belemmerde zijn pogingen om het vizier in lijn te brengen. Eén keer vuurde hij bijna een schot af, liet toen zijn vinger ontspannen. Verdomme! Hij zou moeten wachten. Elke seconde die hij wachtte vergrootte het gevaar in een verschrikkelijke meetkundige progressie.
  
  De kooi sloeg met een dreun tegen de paal en het geluid werd overstemd door het onophoudelijk gebrul van de menigte. De naakte man greep zich met een hand vast aan de tralies. De kooi begon langzaam te dalen. Nu! Het was riskant bij kunstlicht te schieten. Je moest rekening houden met en correcties toepassen op een neiging om te laag te schieten. Nick Carter haalde diep adem en hield de lucht binnen. In de laatste microseconde herinnerde hij zich dat de Luger de laatste keer op de schietbaan een tikje te hoog en naar rechts had afgeweken. Hij maakte de correctie. Nu!
  
  Hij haalde de trekker over. Hij zag het ding in de kooi opveren, even omrollen, toen blijven liggen. De kooi aan de kabel tolde rond, zodat Nick het gezicht eindelijk kon zien. Hij had vele dode gezichten gezien. Aan dit gezicht ontbrak het grootste gedeelte van de rechter voorlob. Het gebrul van de menigte bleef aanhouden. Ze hadden niets gehoord of gezien. Nog niet.
  
  Killmaster draafde met lange passen door de gang. Fan Soe stond een paar decimeter van het open raam en de brandtrap te wachten. Nick gebaarde haar in beweging te komen. Hij gaf haar een klap op haar gewatteerde achterste. 'Daar gaan we weer. Rennen, kindje, rennen!'
  
  Ten noorden van Sjanghai, in de buurt van het Tsjapeidistrict, ligt een noodvliegveld. Het was al lang niet meer in gebruik en de gebouwen, verlichting en alles van waarde waren verwijderd. De asfaltbaan is vol gaten en de enige buren zijn boeren die een stukje land bewerken en zich verder nergens mee bemoeien. Een weg vol kuilen leidt van het vliegveld naar de hoofdweg Sjang-hai-Nanking op een kilometer of drie afstand.
  
  De vier oude vrachtwagens die over het pad bolderden reden met gedoofde lichten. Nick Carter en Fan Soe zaten in de cabine van de eerste vrachtwagen en Nick vroeg zich af hoe de bestuurder, een jongen van nog geen twintig, het kon uithouden. Hij en Fan Soe hadden geen last van elkaar, omdat ze de reis in de 'honing'-sampan samen hadden gemaakt. Hij was tot de rand toe volgeladen geweest met stinkende tonnen van het spul dat 's nachts in Sjanghai werd opgehaald en naar buiten werd gebracht om over de rijstvelden gespreid te worden. De AXE-man en het meisje waren nu zó aromatisch dat je het moest ruiken om het te kunnen geloven.
  
  Toen ze het vliegveld bereikten, vei spreidden de vrachtwagens zich volgens plan. Dit was een kritiek pi ml in de operatie. Vanaf nu hing hel plan af van driestheid.
  
  De vrachtwagens parkeerden twee aan twee aan het einde van de smalle startbaan. De chauffeurs wachtten op een teken. Ze waren met hun zessen, vier chauffeurs en Nick en het meisje. Het zou dwaas geweest zijn nog meer leden van het kleine kader van de Ondertong te riskeren. Ze wachtten in het duister, voornamelijk zwijgend. Nick en het meisje stonden onder een oude gingko-boom. Nick had grote behoefte aan een sigaret, zelfs de peukjes in zijn koelieblikje zouden goed hebben gesmaakt, maar hij had roken verboden.
  
  Het meisje maakte zich zorgen over het weer. Het regende niet meer, er was geen maan, en een licht wolkendek temperde de gloed van Sjanghai in de verte. Nick glimlachte in het vage licht. Het zou er vanavond heet toegaan in de oude stad. De provoost zou zich de haren uit zijn hoofd rukken.
  
  Hij keek weer naar de wolken. 'Maak je geen zorgen,' zei hij tegen haar. 'Ik weet niet wie deze missie vliegt, maar het zal de beste zijn. Hou je haaks.'
  
  Hij wist dat ze erg zenuwachtig was. Zijn eigen zenuwen waren ook een tikje gehavend.
  
  'Hou je hoed omlaag, Nick.'
  
  Hij schermde haar potloodlantaren met de koeliehoed af terwijl ze op haar horloge keek. 'Vijf minuten over twaalf. Hij is laat.'
  
  'Nou, dan zal hij ...' Ze hoorden het. Ergens in het oosten achter de wolken het gedreun van een oud propellervliegtuig.
  
  'Daar heb je hem!'
  
  Ze renden naar de rand van de baan. Fan Soe gaf Nick een aansteker. Hij klikte hem aan en zwaaide er langzaam drie keer mee heen en weer.
  
  De koplampen van de vrachtwagens gingen aan. Twee ter weerszijden van de baan en aan de kant, zodat ze het parallellogram voor de piloot verlichtten. Fan Soe greep Nicks arm. 'Het lijkt niet veel, hè? Hoe kan hij dat nou zien en een groot vliegtuig omlaag brengen?' Haar stem trilde.
  
  'Hij redt het wel,' zei Killmaster. De piloot vloog twee keer over het veld, cirkelde toen weg. Het geluid van de motor stierf weg. Ze wachtten, en de tijd leek eindeloos te duren.
  
  Het plotselinge gezoef van de machine overviel zelfs Nick. Het toestel kwam, als een havik met gestrekte klauwen, uit de nacht aanvliegen en wipte net over de vrachtwagens. De machine voerde geen lichten. Hij glinsterde dofzilver in het licht van de wagens. Hij kwam neer, veerde op, kwam weer neer en stoof naar het einde van de baan. Er klonk gepiep van remmen en ze roken een vage geur van geschroeid rubber. 'Kom op,' riep Nick. Hij pakte haar hand en ze renden naar het toestel dat aan het einde van de baan al keerde. Terwijl ze naderbij kwamen zagen ze de rode en gouden Chinese lettertekens op de zilveren flanken: Zuidwest China Luchtvaartmaatschappij. Het was een DC3, een oud en betrouwbaar type dat in dit land veel gebruikt werd door de lijndiensten. Nick wist dat het tot in details authentiek zou zijn. Piloten, papieren, alles.
  
  De deur van het vliegtuig ging open toen ze hijgend naderbij kwamen. Er kwam een ladder omlaag. Een lantaren werd op Nick gericht. 'Gele Venus?'
  
  'Ja,' zei hij. 'Zaagtand? Doe dat verdomde licht uit!'
  
  'Zeker, meneer.' Het licht ging uit. Een hand hielp hen aan boord. De eigenaar van de hand was een jonge Chinees met de insignes van een radiotelegrafist.
  
  Hij smeet de deur achter hen dicht. Nick zei: 'Zeg uw piloot bij het opstijgen zijn lichten aan te doen. Gaten in de baan. Jullie hebben geluk gehad dat hij ze bij het dalen gemist heeft.'
  
  'Goed, meneer.' De radio-officier ging weg. Nick liet zich naast het meisje in een comfortabele stoel vallen. Hij grinnikte tegen haar. 'Maak je veiligheidsgordel vast, schat. Voorschrift.'
  
  Ze gaf geen antwoord. Ze zat doodstil, met gesloten ogen en gebalde vuisten. Hij zweeg. Zoals een heleboel vrouwen was ze voortreffelijk tijdens een crisis, maar als het afgelopen was had ze een uitlaat nodig. Hij wenste haast dat ze een lichte aanval van hysterie zou krijgen. Zou haar goed doen. Hij had haar nog steeds nodig om Geel Gevaar te volbrengen - hij zou rapporteren dat Gele Venus, de Ondertong, alle mogelijke steun waard was - en nu kwamen ze aan het echt moeilijke gedeelte. Zijn grijns was hard. Ze hadden nog heel wat voor de boeg!
  
  Ze stegen op. Hij keek naar beneden en zag de koplampen van de vrachtwagens doven. Hij wenste hen succes terwijl hij naar de cockpit liep. Nick herkende de piloot meteen. Zijn naam was Dze Sjen-peng, maar om de een of andere reden werd hij Johnny Cool genoemd. Nick wist niet waarom. De man was kolonel in de Nationalistische luchtmacht en een levende legende. Hawk had inderdaad de beste gekozen.
  
  De drie mannen in de cockpit keken verbijsterd op toen Nick binnenkwam. Hij kon het hen niet kwalijk nemen. Hij kon het de radio-officier zelfs niet kwalijk nemen dat hij hoorbaar snoof. Hij moest verschrikkelijk stinken.
  
  Johnny Cool herkende hem niet, wat niet verbazingwekkend was. Nick wierp hen zijn zwartgetande glimlach toe en zei: 'Dank u, heren. Dat heeft u erg goed gedaan. We begonnen al een beetje bang te worden.'
  
  Johnny Cool droeg de machine over aan' de tweede piloot. Hij en Nick raadpleegden een aantal kaarten op het bureautje van de radio-officier. Nick onderdrukte een glimlach toen hij merkte dat de piloot zo ver mogelijk uit zijn buurt bleef.
  
  De piloot haalde een dun velletje papier uit zijn borstzak. Hij keek naar de AXE-man. 'Ik zou dit terwille van de controle en duidelijkheid graag even doornemen, meneer.'
  
  'Ja, meneer.' Als er iets incongruents was aan de keurig geüniformeerde, goed geschoren veteraan-vlieger die deze stinkende, smerige, schurkachtig uitziende koelie met zoveel respect behandelde, scheen hij het niet op te merken of erg te vinden. Johnny Cool gehoorzaamde zijn orders. Eén moment kwam Nick in de verleiding om Johnny te herinneren aan de laatste keer dat ze samen een borrel hadden gedronken in Hubie's Bar in Hongkong. Hij deed het niet.
  
  Johnny Cool las een lijst op. 'Twee pakken, klasse A. Ze liggen achterin, in het toilet, meneer. Ik moet u verzoeken er voor te tekenen.' Natuurlijk. Als je een touw wilde hebben om jezelf op te hangen, moest je er voor tekenen.
  
  'Ik heb opdracht u zo dicht mogelijk bij het dorp Meinjang neer te zetten, meneer, ongeveer zeventig kilometer ten zuiden van Tsjoengtiene. Het is daar woestijn - het zal niet mooi lijk zijn er te landen. Als er moeilijk heden zijn of vragen gesteld worden,
  
  is het verhaal dat er een motor is uitgevallen en we een noodlanding moesten maken. Snapt u, meneer?' Nick Carter knikte. 'Moeten we overdag landen? Deze ouwe kist vliegt niet harder dan vierhondervijftig, wel?' Hij was aan straalvliegtuigen gewend.
  
  De piloot trok een lijn op de kaart. 'Bij klaarlichte dag, meneer. Daar maken we ons geen zorgen over. Zoals ik al zei, voor een poosje hebben we een goeie camouflage. Vliegtuigen van het moederschip hebben voor we opstegen een radarverkenning gedaan, en er is een goeie kans dat ze ons niet oppikken. We hebben natuurlijk extra tanks, die we afwerpen als ze leeg zijn. Nadat we u hebben afgezet, gaan we door naar Nepal of Sikkim, afhankelijk van brandstof en weersomstandigheden.'
  
  'Dat is fijn voor u,' zei de AXE-man een tikje sardonisch, 'maar ik maak me meer zorgen om onze geschatte aankomsttijd.'
  
  De piloot krabbelde iets op een bloknoot. 'We krijgen te maken met tegenwind. Ruw geschat zou ik zeggen een uur of acht vliegen. Misschien iets minder.' Hij keek op zijn horloge. 'We moeten u om half negen, negen uur kunnen afzetten.'
  
  'Niet te dicht in de buurt van Mein-jang,' zei Nick. 'We willen het dorp te voet binnen gaan, en als het mogelijk is zonder in verband met het vliegtuig te worden gebracht.' Johnny Cool keek een ogenblik twijfelend, zei toen: 'We zullen ons best doen, meneer. Misschien is het mogelijk. Het is ruw terrein daar, met een hoop valleien en bergen en droge meren. En woestijn, uiteraard. We doen ons best, meneer, maar we kunnen niet te ver afwijken van de Jangtse. De rivier is onze leidraad.'
  
  'Okay.' Nick grinnikte tegen de piloot. 'Nadat we ons gewassen en iets gegeten hebben willen we wat slapen. Kan dat?'
  
  En toen herkende Johnny Cool de stem. Zijn ogen flakkerden een moment en er verscheen een glimlach om zijn lippen, maar hij zei slechts ernstig: 'Dat kan, meneer. Alles ligt achterin. Ze hebben een weeklang als bevers aan deze machine gewerkt. Zal ik u alles laten zien?'
  
  'Laat maar. We vinden het wel. Maak ons een uur voor de landing wakker. Ik wil alles met u doorlopen voor we omlaag gaan.'
  
  'Goed, meneer.'
  
  Toen Killmaster de cockpit had verlaten, hing er even stilte. Johnny Cool nam de machine weer over van de tweede piloot.
  
  De radio-officier snoof luid en vroeg: 'Wie is dat? Moet wel een VIP zijn, Johnny, zoals jij stond te meneren.'
  
  De piloot knikte. 'Belangrijke knaap. Belangrijker dan jij ooit zult worden, vriend.'
  
  De radio-officier snoof weer. 'Misschien. Maar belangrijk of niet - voor mij stinkt hij naar stront.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Het was alsof ze door een toverspiegel stapten, van het nieuwe China in het oude. Teng Fa, de oude krijgsheer, regeerde dit verlaten uithoekje van het land nog met middeleeuwse hand. Geen onzin van kameraad-dit, kameraad-dat, het t'oeng tsjih, wat Teng Fa betrof. Hij was honderd jaar en de dood hield geen verschrikkingen voor hem in. Hij hield zich afzijdig met zijn eunuchen en zijn concubines in hun kuisheidsgordels, en de lao pai hsing, de boeren, betaalden hun belasting aan hem en met aan Peking.
  
  Kan Soe legde dit alles uit aan Nick tijdens hun eerste avond in het uit klei en tegels opgetrokken kasteel dat op een heuvel boven het dorp Meinjang stond. Vanuit het raam in hun ruime kamer keek hij in oostelijke richting op een witte glinstering uit - de eerste lage heuvels van Tibet. Ze bevonden zich nog zevenhonderd vij ftig kilometer van hun doel, het Tsjoembidal.
  
  De landing was goed verlopen. Er waren natuurlijk nieuwsgierige ogen geweest, maar Killmaster geloofde deze voorlopig te kunnen veronachtzamen. In een land als dit, met een tekort aan wegen en verbindingsmiddelen, zou het dagen kunnen duren eer ze onder de aandacht van de autoriteiten in Tsjoengtiene werden gebracht. Tegen die tijd zou het te laat zijn, van welke kant je het ook bekeek.
  
  Na een zorgvuldig bestek te hebben geschoten op het landingsterrein -dat ze opnieuw zouden moeten gebruiken - hadden Nick en Fan Soe de dertig kilometer naar het dorp Meinjang te voet afgelegd. Ze waren nu schoon, en in eenvoudige reiskleding gestoken. Ze hadden lange stokken van essenhout bij zich tegen wilde honden, en deden zich voor als een echtpaar. Nick had zich ontdaan van de bochel en pruik en zijn geschoren hoofd was met een bontmuts bedekt. De pakken waren zwaar - de mensen van AXE hadden niets vergeten - en ze wisten dat het hun dood zou worden als ze werden gepakt.
  
  Het was guur weer, de bergen in de verte waren in mist gehuld, en Nick keek naar de lucht; het zou niet lang duren eer de eerste zware sneeuw begon te vallen.
  
  Teng Fa verwelkomde hen zonder vragen te stellen. Hun camouflageverhaal, dat alleen voor de oren van de oude man was bestemd, luidde dat ze China via Tibet wilden ontvluchten. Hij liet niet blijken het te geloven - of niet te geloven. Fan Soe was de achterkleindochter van een zeer oude vriend die reeds lang dood was, en dat scheen voor Teng Fa genoeg te zijn.
  
  Het was de tweede avond van hun verblijf. Toen ze hadden gegeten, een eenvoudig maal van geroosterd varken, eieren, kool en gekookte gierst, wenkte de oude man Nick. 'Ik wilde u even spreken, jongeman. Onder vier ogen.'
  
  Nick keek naar het meisje. Ze trok even haar slanke schouders op en knikte. Ga met hem mee. Geef hem zijn zin. Ik begrijp het ook niet. Ze speelden het beiden op gevoel. Nick had zijn voorbereidingen bijna getroffen. Nog één dag, en ze konden op weg gaan.
  
  Hij volgde de oude man door een labyrint van smalle gangen. Teng was ruim één meter vijftig en zo stram als een stok. Hij kleedde zich altijd hetzelfde - een khaky-uniform met een hoge kraag, een brede bruine riem, en een rij onderscheidingen op de linkerborst. Nick vroeg zich af hoe seniel, hoe gek de oude man werkelijk was. Hij had de oude heer te weinig gezien om er een oordeel over te hebben. Tot nu toe had Teng hen goeddeels aan henzelf overgelaten. Nick had een paar eunuchen gezien die in lange brokaatgewaden hun werk deden. Fan Soe had tenminste gezegd dat ze eunuchen waren. Hij had geen van de concubines gezien, hoewel hij gegiechel had gehoord achter een afgeschermd balkon toen hij op een van de binnenplaatsen liep.
  
  Nu herinnerde hij zich, terwijl hij achter Teng liep, de woorden van Hawk: 'Wat doet hij met ze?' Dit was een buitengewone oude man. Misschien deed hij wel wat men gewoonlijk met concubines deed!
  
  Ze staken een patio over met een bruggetje over een vijver. Dode lelies dreven in het water. Het was bijna donker, maar het laatste licht van de zon viel op de muren en lag als een gouden baan op het zwarte water. Aan de kant van de vijver kwaakte een kikvors.
  
  Teng voerde de AXE-man zonder iets te zeggen naar een poort in een muur. Nu bevonden ze zich op een andere binnenplaats. In het midden stond een kleine pagode van stenen die dofzwart was geschilderd. Het deed Nick onaangenaam aan een graftombe denken. Teng opende de massief eiken deur en stapte opzij om Nick naar binnen te laten gaan. Hij stond in het donker terwijl Teng kaarsen aanstak. Terwijl het zachte licht langzaam de ruimte verlichtte, keek Nick verwonderd en waarderend om zich heen. De ruimte was rond en had een marmeren vloer. Aan een muur hing een grote schildering die hij als een Tao-tsji herkende. Zeventiende eeuw.
  
  Op een voetstuk stond een borstbeeld dat alleen maar van Wang Hsiao kon zijn. De Mingdynastie. Nick maakte waarderende geluiden in het Kantonees dat ze tot nu toe hadden gesproken.
  
  Teng Fa boog, ging over in het Engels en zei: 'Een paar dingen waar ik van houd.' Hij gebaarde naar een hoog scherm in een hoek van de ruimte. 'Later, meneer, laat ik u misschien mijn grootste schat zien. Maar eerst moeten we, dunkt me, eens praten. Gaat u zitten.'
  
  Teng was achter een klein bureau gaan zitten. Hij opende een lade en kwam tevoorschijn met een oud Mauserpistool. Hij richtte het op Nick Carter. Zijn knoestige oude hand was vast en de ogen bekeken Nick schrander in zijn gekreukelde perkamentgezicht.
  
  'Wel, meneer, wat is uw echte naam en nationaliteit? Wat wilt u hier? En bega niet de vergissing die ze in Peking begaan hebben - ik ben niet seniel en niet gek. Tenminste niet zoals zij denken. En zoals u en het meisje schijnen te denken. Wel, meneer? De waarheid.'
  
  Killmaster wist dat hij bij de neus was genomen. Er zat niets anders op dan te schermen, en er het beste van te maken. Het was mogelijk, dacht hij, dat hij een bondgenoot had gevonden.
  
  Hij gaf toe een agent van de VS te zijn, en vertelde zo veel van de waarheid als hij durfde. De oude man luisterde zonder onderbrekingen, hield het pistool vast op Nicks maag gericht.
  
  Toen de AXE-man zweeg, vroeg Teng: 'U zit dus niet achter het vliegveld aan?'
  
  Nick schudde zijn hoofd. 'Ik zal u niet vertellen waar ik wel achter aan zit, meneer, maar dat is niet het vliegveld. Ik weet niets van een vliegveld.'
  
  Teng knikte. 'Ik geloof u. Dan moet het de tunnel zijn. De tunnel in het Tsjoembidal. Er is daar iets geheimzinnigs aan de gang.'
  
  Nick hield zijn gezicht onbewogen. 'U schijnt erg goed op de hoogte te zijn, meneer.'
  
  Het pistool bewoog een centimeter. 'Dat is een spelletje van me. Het spelletje van een oude man. Het schenkt me de illusie dat ik nog even de tijd heb eer ik me bij mijn voorouders voeg. Maar dat is niet belangrijk - er is een vliegveld, in de buurt van Tsjoengtiene. Een zeer geheim vliegveld waar piloten worden opgeleid voor de Noord-Vietnamezen.'
  
  Teng haalde een stukje papier uit een boek op het bureau en bekeek het. 'Ze hebben Mig 15's en Mig 17's, en ook een paar Iljoesjin-28 bommenwerpers. Ik hoop dat ik de namen goed heb?' Hij keek Nick aan. Nick Carter glimlachte en knikte. Hij was onder de indruk. Dat zou de CIA ook zijn. Misschien wisten ze al van het vliegveld af. Zo niet, dan hadden ze hun investering al terug. Als hij het haalde, uiteraard.
  
  Hij zei: 'U hebt de namen goed, meneer. Maar waarom vertelt u het mij, een agent van de vijand?'
  
  Het gezicht van papier-maché vertrok in een flauwe glimlach. 'Niet per se mijn vijand. Dat valt nog te bezien. Ik ben niet dol op de regering in Peking, en zij niet op mij. Ze laten me met rust omdat ze denken dat ik ongevaarlijk en gek ben. En ze weten ook dat ik niet bang voor hen ben. Als je zo oud bent als ik ben je nergens meer bang voor. Alleen voor schande en gezichtsverlies.' Hij bewoog het pistool en keek er naar. 'Ik kan er altijd voor zorgen dat dat niet gebeurt.'
  
  Eer Nick iets kon zeggen, vervolgde de oude man: 'Ik zou het op prijs stellen als u me van nu af generaal Teng noemde.'
  
  De AXE-man kneep zijn ogen toe, maar knikte. Het was de eerste geringe aanduiding dat de oude man een stukje verknipt kon zijn.
  
  'Zeker, generaal. Natuurlijk. Dan neem ik aan dat we geen vijanden zijn? Helpt u me als u kunt?'
  
  In de laatste minuten was er een subtiele verandering over Teng gekomen. Hij zat rechter in zijn stoel en zijn ogen glinsterden feller dan tevoren. Paranoia? Nick was benieuwd. Op zijn hoge leeftijd was het bijna zeker dat daar iets van aanwezig moest zijn, en het was een toestand die kwam en ging.
  
  Teng knikte. 'Ik kan u misschien helpen. Niet uit liefdadigheid of omdat ik de Amerikanen zo graag mag, maar omdat het mij ook kan helpen. Een wederzijdse overeenkomst. Begrijpt u?'
  
  'Ik begrijp het,' zei Nick. En hij begreep het inderdaad. Teng was een beetje getikt, en gevaarlijk als hij in de verkeerde stemming was - en hij zou geweldig behulpzaam kunnen zijn. Hij speelde met hem mee.
  
  Teng legde het pistool naast zich op het bureau. Hij opende een lade, hield de beweging in en keek Nick aan. 'Bent u gewapend?'
  
  Killmaster liet de stiletto in zijn hand glijden en hield hem op. 'Ik heb ook een Luger, generaal. Ik had u al lang kunnen doden.'
  
  De oude man glimlachte flauw. Hij duwde de Mauser met zijn vinger weg. 'Misschien - misschien. Ik ben niet zo snel meer als vroeger.'
  
  Hij haalde een dikke map uit het bureau en legde hem voor zich. Hij klopte er met een vinger op. 'Mijn plannen. Tot in details. Nadat u uw werk hebt gedaan, wat het ook mag zijn, wil ik dat u me belooft dit te overhandigen aan de juiste mensen in Washington. Beloof het en ik zal u helpen.' _
  
  Nick beloofde het. Dat leek hem onschuldig genoeg. Generaal Teng hield zijn hoofd scheef als een sluwe oude vogel. 'Bent u niet geïnteresseerd in de details? Wilt u mijn plannen niet kennen?'
  
  Nick kromp inwendig ineen, terwijl hij naar de dikke map keek. 'Straks misschien, generaal. Vanavond zal ik het lezen. Het is eigenlijk mijn terrein niet, ziet u. Die map moet regelrecht naar de generale staf. Bij zoiets belangrijks ben ik maar een knechtje.'
  
  Teng fronste, maar leek niet echt ontstemd. 'Ik geloof dat ik u begrijp. En u hebt natuurlijk gelijk. Deze map moet naar de top. Maar ik zal u in het kort vertellen wat mijn plannen zijn.'
  
  Nick Carter zuchtte.
  
  De generaal legde omstandig uit dat hij reeds de kern van een leger bezat. Nick zuchtte weer en wendde aandacht voor. Hij had de exercities van het 'leger' gezien - twintig haveloze soldaten. Boeren die in hun vrije tijd 'soldaat' waren. Hij dacht nu dat de generaal er geestelijk ernstiger aan toe moest zijn dan aan de buitenkant zichtbaar was - daarom maakte Peking zich geen zorgen over hem.
  
  'Ik heb ook goede inlichtingen,' zei de generaal. Hij tikte op het stukje papier op zijn bureau. 'Zoals ik u zo-even al bewezen heb. Als uw land mij de goederen en het geld, vooral het geld, wil sturen, zal ik een leger bij elkaar brengen en deze provincie in een half jaar overnemen. Dat garandeer ik! En dan, nadat ik mijn positie heb geconsolideerd, neem ik heel China over. Miljoenen zullen zich achter mij scharen.'
  
  Nick beging een vergissing. Hij zei: 'U werkt natuurlijk samen met Tsjang Kaisjek. Ik heb gehoord dat u vroeger met hem bevriend was.' Stilte. De generaal pakte de Mauser op en richtte hem weer op Nick. Zijn gelijnde gezicht was wit, zijn ogen puilden uit. 'Die bandiet!' Hij gilde het bijna. 'Nooit! Ik zei dat ik zal heersen. Ik alleen. Generaal Teng Fa!'
  
  Nick bleef roerloos zitten. De vinger van de oude man was rond de trekker van het pistool gekromd. Nick glimlachte. 'Natuurlijk, generaal. Ik had het gewoon verkeerd begrepen. Uiteraard zal ik uw map met mijn beste aanbevelingen overhandigen. Maar intussen kan ik niets voor ons doen eer ik weg ben uit China.'
  
  Het pistool werd weer op het bureau gelegd. De storm was even snel gaan liggen als hij was opgestoken. Nick begreep het nu. De oude man was in kwesties die niet met zijn eigen ambities hadden te maken waarschijnlijk goed bij zijn verstand. 'Belastingen,' zei generaal Teng. 'Meneer?'
  
  'Belastingen,' herhaalde de oude man. 'Ik zal ze eens iets laten zien wat belastingen betreft.' Zijn kunstgebit blikkerde. 'Tjee, ik heb eens een keer zevenentwintig verschillende belastingen op zout alleen opgelegd!'
  
  Eer Nick daar iets op kon zeggen - wat viel er te zeggen? - vervolgde de generaal op normale toon: 'We moeten u en het meisje hier onmiddellijk weg krijgen. Het vliegveld, snapt u niet? Ze zullen zeker denken dat u daar achter aan zit. De berichten verspreiden zich hier traag, maar het gebeurt niettemin. Ik ben niet zeker van iedereen in mijn huis.'
  
  De gedachte had Nick al eerder getroffen en nu keerde hij terug. Het was meer dan waarschijnlijk dat een van de bedienden reeds met de dorpshoofdman had gesproken over de vreemdelingen die bij generaal Teng logeerden. Daar had hij rekening mee gehouden.
  
  Generaal Teng spreidde een beduimelde kaart op het bureau uit. Hij wenkte Nick. 'Kom. Ik zal u laten zien hoe ik u ga helpen. Dit is een kaart van het gebied rond het Tsjoembidal, waar ze de tunnel aan het graven zijn. Ik ken de streek goed omdat ik daar als jongen gejaagd heb en ik weet er iets van dat maar heel weinig mensen weten. En zij weten er zeker niets van. Kijk maar.'
  
  De kaart was oud en verjaard, maar Nick had zijn eigen kaarten bestudeerd die waren samengesteld uit de satellietfoto's, zodat het nu makkelijk was zich de streek voor te stellen.
  
  'Hier,' zei de generaal, 'is een tweede dal dat parallel loopt aan het Tsjoembidal. Dat weten ze natuurlijk, maar ze bewaken het zelfs niet eens. Ze denken dat het ontoegankelijk is. En dat is het ook - voor iemand die het geheim niet kent. Het dal is geheel omringd door steile klippen van tussen de duizend en dertienhonderd meter hoog. Het is ongeveer dertig kilometer lang en op het breedste punt een anderhalve kilometer breed. Er leeft daar niets. Dat zegt men tenminste. Ik ben er nooit helemaal zeker van geweest.' Door de klank in zijn stem keek Nick snel op. De oude man keek naar de kaart en zijn vinger trilde enigszins, maar hij zag het vergeelde papier niet. Waar was hij? Nick porde hem zachtjes uit zijn dromen.
  
  'U schijnt het dal goed te kennen, generaal.'
  
  Hij knikte traag. 'Inderdaad. Vroeger. Ik heb er als jongeman gejaagd. Vijfenzeventig jaar geleden. Dat is lang geleden, ik weet het, maar de trap moet er nog steeds zijn.'
  
  'De trap, meneer?'
  
  'Een ruwe trap die in de rotsen is uitgehakt, aan beide zijden van het dal. Die moet al eeuwenoud zijn geweest toen ik hem ontdekte. En er waren rondom het dal allemaal grotten aan de voet van de rotsen. Er moet iemand of iets in dat dal hebben gewoond.'
  
  Killmaster vloekte binnensmonds. Dit eenzame en vergeten dal, parallel lopend aan het nauwste stuk van het Tsjoembidal, kon het antwoord op zijn gebed zijn. Vooral als dat van die trap waar was. Maar hoeveel kon hij geloven van het verhaal van de oude man? Iemand of iets?
  
  'Het is daar plaatselijk bekend,' zei de oude man, 'als het Dal van de Jeti.'
  
  Lieve God! De Verschrikkelijke Sneeuwman! Hij bewaarde een respectvol stilzwijgen.
  
  Generaal Teng zei: 'U lacht niet?' Nick zei met een verhaspeld citaat van Shakespeare: 'Er zijn meer dingen dan ik in mijn filosofie droom, meneer.' De oude baas deed zijn best om behulpzaam te zijn. Hij moest met hem meespelen.
  
  Generaal Teng knikte. Hij scheen tevreden te zijn.
  
  'Ja ja. Shakespeare. Lang geleden dat ik die gelezen heb.'
  
  Hij tikte weer met zijn vinger op de kaart. Hij leek nu zakelijk en alert. 'Het is natuurlijk onzin. Peking denkt dat, tenminste. Ze geven het dal niet eens aan op hun kaarten. Ik weet het niet zo zeker. Zoals ik al zei, ik ben er geweest en ...'
  
  Nick Carter stootte hem nogmaals aan. 'Dank u dat u me dit hebt laten zien, meneer. Als mijn mensen me in dat dal kunnen droppen en ik de trap kan vinden, kan ik het Tsjoembidal overzien. Er moet daar voldoende dekking zijn. En dan - nou, ik heb mijn plannen en mijn orders.' De generaal vouwde de kaart op. 'Ja. En daar zal ik mijn neus nio! in steken. Onze voornaamste zorg is nu om u en het meisje hier zo snel mogelijk weg te krijgen. U kunt vanavond zeker niet op weg gaan?'
  
  Nick keek op zijn horloge. Iets na zeven uur. In Sikkim was een AXE-ploeg rond de klok paraat. Het zou net kunnen. Maar dan moesten ze terug naar de plek in de woestijn waar ze waren geland. Het toestel kon met fakkels gegidst worden.
  
  Hij legde het de oude man uit.
  
  'Ik heb snelle paarden,' zei Teng. 'En ik geef u zes man mee die ik kan vertrouwen.' Hij rechtte zijn rug, opnieuw de generaal. 'U neemt onmiddellijk contact op met uw mensen!'
  
  'Ja, meneer.' Nick had de neiging te salueren.
  
  Hij wilde weggaan, maar de generaal legde een hand op zijn arm. 'Voor een jonge man bent u niet erg nieuwsgierig.' Hij wees op het hoge scherm waar een hoek van de ruimte achter schuil ging. 'Ik zei dat ik u mijn grootste schat zou laten zien. Ik houd me aan mijn woord. Kom.'
  
  Wat nu? Nick volgde de stramme oude rug door de ruimte. Generaal Teng vouwde een gedeelte van het scherm terug. 'Het is een grote eer voor u, meneer. Niet veel mensen mogen mijn vrouw zien.'
  
  Vrouw? Nick voelde de kriebels op zijn rug.
  
  'Dit is Porphyry,' zei generaal Teng. 'Mijn eerste en enige liefde. Er zijn dwazen die beweren dat ze al vijftig jaar dood is, maar dat is niet zo. Is ze niet prachtig?'
  
  Ze rustte op een divan, met een kussen achter haar hoofd en een kleine waaier in haar hand. Een prachtige Chinese pop met kleine gebonden voetjes en een zorgvuldig geverfde mond die scharlakenrood afstak tegen het witte rijstpoeder op het gezicht. Een kanten kapje op het glimmende zwarte haar. De vochtige diepe ogen staarden Nick aan.
  
  Bijna boog hij en zei hij iets, maar hield zich in. Aanvankelijk dacht hij dat het een pop was. Hij deed een pas naderbij, zich bewust van de blik van de generaal die op hem was gevestigd. Hij kreeg weer kippevel en voelde het zweet koud op zijn huid worden. Het was geen pop.
  
  Er zijn dwazen die beweren dat ze al vijftig jaar dood is!
  
  Het was een mummie.
  
  Nick Carter keerde zich af, voelde dat hij misselijk werd. De oude man lette niet op hem. Hij liep naar de divan en ging voor de gestalte staan. Hij schikte de waaier, het kanten kapje, legde de voeten op een kussen.
  
  Over zijn schouder zei de generaal tegen Nick: 'Ik blijf hier een poosje bij haar. We hebben elkaar vandaag nog niet gesproken. Ga uw voorbereidingen treffen. Over een uur bent u bij de hoofdpoort. Zorg er voor dat u geen spoor van uw verblijf hier achterlaat. Ga nu!'
  
  Nick draaide zich om en drong de misselijkheid terug. Hij was bijna bij de deur toen de oude man riep: 'De map! Neem de map met u mee. Zorg er voor dat hij zo gauw mogelijk in de juiste handen in Washington terecht komt.'
  
  'Ja, meneer.' Hij liep terug naar het bureau en pakte de dikke map op en liep terug naar het grote huis.
  
  
  
  Toen hij Fan Soe over zijn ervaring vertelde, haalde ze slechts haar schouders op. 'Hij is gek,' zei ze. 'Ik heb met een paar van de bedienden gepraat. Een paar houden van hem, ze zijn allemaal bang voor hem, en zijn het er allemaal over eens dat hij waanzinnig is. In deze woestenij geeft het eigenlijk niet.'
  
  'Misschien niet.' Hij trok de antenne van de zender uit. 'Waar het om gaat is - in hoeverre kunnen we zijn informatie vertrouwen? En zal hij echt voor die mannen en paarden zorgen om ons hier vanavond weg te krijgen?'
  
  Fan Soe was naakt en stond op het punt het dikke wollen ondergoed aan te trekken dat ze uit een van de rugzakken had gehaald. Haar gelige huid glinsterde in het zachte kaarslicht. Nick keek waarderend, hoewel op dit moment zonder begeerte, naar de slanke flanken, de platte buik, de mooie stevige borsten. Hawk, besefte hij nu, had een voorgevoel gehad toen hij deze missie Gele Venus noemde. De oude man had Fan Soe nooit ontmoet, zou haar waarschijnlijk ook nooit ontmoeten.
  
  Nick glimlachte, en draaide zich om naar zijn zendertje.
  
  Ze waren ruimschoots op tijd bij de grote poort. Nick droeg de zware rugzak met zijn explosieven en klimijzers, de zender, de noodrantsoenen en het water, extra munitie, en een dozijn andere dingen die ze nodig zouden kunnen hebben. Fan Soe droeg de slaapzakken, voedsel en munitie, en de geweren. Het waren nieuwe Mannlichers met grendelverzekering, bestemd voor .458 magnumpatronen, en ze hadden een telescoopvizier. Bovendien had Nick een veldmes, een afgezaagde buks voor de korte afstand, en de Luger en stiletto. Beiden droegen een dubbel-gewatteerd kostuum en dikke wanten en bontlaarzen. Op het hoofd droegen ze een Sjerpa-bont-muts.
  
  Terwijl ze op de generaal wachtten, voelde Nick de wind uit het verre Tibet in zijn gezicht. Als een ijskoud scheermes.
  
  De generaal verscheen niet. De zes mannen waren er wel. Ze stonden terzijde met elkaar te spreken. De paarden waren gezadeld en stonden vurig te wachten.
  
  Killmaster werd ongeduldig. Waar bleef de oude heer? Ze moesten vóór 2 uur 's nachts op het vliegveld zijn - de machine uit Sikkim zou niet langer dan tien minuten wachten.
  
  Nick wachtte nog vijf minuten. Toen zei hij tegen het meisje: 'Ik ga kijken waar hij blijft.'
  
  Hij wist waar het verblijf van de oude man was en hij was er bijna toen hij door een gedachte werd getroffen. De gedachte stond hem niet aan, maar de intuïtie was zo sterk dat hij zijn koers veranderde en op zijn schreden terugkeerde. Hij liep langs de vijver naar de zwarte pagode. Hij moest zich een weg tasten over de binnenplaats, maar de deur van de pagode ging onder zijn aanraking open. De kaarsen flakkerden in de tocht. Hij liep regelrecht naar de divan, wetende dat hij gelijk had. De generaal was dood.
  
  De oude man lag op de divan naast de mummie van zijn vrouw.
  
  Zijn ogen waren open en staarden naar het plafond. Nick drukte ze dicht, radende wat er was gebeurd. De oude man was gaan liggen voor een 'gesprek', zoals hij zo vaak moest hebben gedaan. Ditmaal was zijn hart stil blijven staan.
  
  Nick liep terug naar de poort, en vroeg zich af wat er nu zou gebeuren.
  
  Maar het was in orde. De generaal bleek een bediende naar de pagode te hebben ontboden en instructies te hebben gegeven.
  
  De aanvoerder van het groepje boog voor Nick. 'Vertrekken we nu, meneer?'
  
  Hij vertelde hen niet dat de generaal dood was. Hij haalde zijn kompas met de in het donker oplichtende naald tevoorschijn, en zei: 'We gaan.'
  
  Het vliegtuig uit Sikkim zou om twee uur landen. Ze begonnen nu aan hun laatste etappe.
  
  Toen ze een stuk op weg waren liet hij zich met het meisje een stukje zakken. Hij vertelde haar dat Teng dood was.
  
  Fan Soe keek hem niet aan. Ze staarde recht voor zich uit, over het hoofd van haar paard heen, en zei: 'Het leven is slechts een optocht naar de dood.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  De dag brak helder en koud aan in het dal. Hier waren ze beschut tegen de wind in een grot aan de westelijke kant. Het had licht gesneeuwd toen het vliegtuig hen afwierp met zwarte parachutes. Nu was het opgehouden met sneeuwen en er lag een dun laagje op de grauwe, kale rotsen.
  
  Fan Soe lag opgerold in haar slaapzak toe te kijken terwijl Nick de kaarten met een zaklantaren bekeek. Hij zag tot zijn genoegen dat de generaal had geweten wat hij zei. Het dal waar ze zich nu in bevonden liep ruwweg parallel aan de smalle toegang tot het Tsjoembidal. Volgens de satellietfoto's liep er ruim een halve kilometer voorbij die toegang van het Tsjoembidal een galerij van een opening naar het binnenste van de west flank. En volgens de CIA en AXE speelden zich daar de gebeurtenissen af. Hier waren de communisten bezig het ding te construeren dat de CIA de Prop B noemde - de grootste waterstofbom van de wereld.
  
  Killmaster rookte een van zijn sigaretten met gouden mondstuk. Er had een slof in zijn rugzak gezeten, met twee flessen scotch. Hij neuriede terwijl hij de kaarten weer bekeek. Als zijn berekeningen juist waren, hoefde hij maar zeventig meter steil omhoog te klimmen, dan een vierhonderd meter over ruw terrein met goede dekking te trekken. Dan nog eens tachtig a honderd meter steil omlaag en hij zou in het Tsjoembidal zijn, op enkele honderden meters van de ingang van die galerij.
  
  Zijn blik gleed naar de tas met explosieven. Hij bevatte conventioneel dynamiet, ontstekers en tijdmechanismen, en een bal plastique voor algemene doeleinden. Het echte werk was een kleine bom die op een granaat leek: het was een miniatuur-atoombom. Hawk was er vóór om atomen met atomen te bestrijden. Killmaster staarde met diep ontzag naar de tas. De bom was slechts in betrekkelijke zin miniatuur - als hij explodeerde, zou het grootste gedeelte van het Tsjoembidal in de lucht vliegen. Dat was de bedoeling: ze wilden niet per ongeluk de bom van de communisten tot ontploffing brengen; het enige wat ze wilden was de tunnel en de bom en de geleerden en technici en legermensen begraven. Onder een paar miljard tonnen aarde en rots.
  
  Nick rukte zijn blik los van de tas en bekeek de kaart weer. Toen zei het meisje: 'Nick?'
  
  'Hmmm?'
  
  'Ruik je niets?'
  
  Hij had de geur opgemerkt. Hij had niets gezegd, omdat ze toch al nors en teruggetrokken en gespannen was geworden, en hij wilde het niet erger maken. De stank was erg. Hij hing overal. En nu ook in de grot. Hij kon de geur niet precies plaatsen of omschrijven, maar wist wel dat hij smerig en angstaanjagend was. Het was een meststank, maar toch meer dan dat. Een mest- en doodsstank, dacht hij, maar ook dat omschreef het niet precies.
  
  'Ik ruik het,' zei hij. 'Vergeet het maar. Stank doet geen kwaad.'
  
  'Maar wat kan het zijn?' Haar gezicht vertrok in afkeer. 'Het is verschrikkelijk! En het hangt hier in het hele dal. Heb je dat gemerkt?' Nick had dat ook gemerkt, en in zekere zin deed het hem genoegen. Hij had zo'n idee dat de inheemse bevolking, en daar zouden de Chinese soldaten bij zijn inbegrepen, dit dal als de pest mijden. Hij kon het hen niet kwalijk nemen. De stank was erg genoeg om je in demonen te doen geloven.
  
  Hij stond op, rekte zich uit, en begon zijn spullen te verzamelen. 'Kom op,' zei hij tegen haar. 'Laten we die trap in de rots gaan zoeken - voor je in Jeti's begint te geloven. Kom, we maken eerst alles zwart, ons gezicht, metalen delen, alles.' Hij was kortaf, met opzet. Haar stemming werd steeds moeilijker. Ze was, dacht hij nu, een hoop van haar vuur kwijtgeraakt.
  
  Zij maakte zijn gezicht zwart en toen bewerkte hij het hare. Terwijl zij alle metalen onderdelen zwart maakte die hen door hun glinstering konden verraden, ging Nick naar de opening van de ondiepe grot en bekeek het dal met een sterke veldkijker.
  
  Het dal was onheilspellend genoeg, zelfs zonder de stank die er hing. Het was een rotsige spleet in het bergmassief. Het had iets van een maanlandschap, slechts onderbroken door een klein mosveld met schriel gras in het midden van de lange gleuf. Nick haalde opgelucht adem toen hij het zag. Daar kon een helikopter landen. Hij kon vier fakkels uitzetten om een vierkant te vormen en de piloot te leiden. Dat zou precies te middernacht plaatsvinden - als het al plaatsvond. Nick bestreek het gehele dal nauwkeurig met zijn kijker. De steile rotswanden waren onheilspellend. Als er geen trap was zou het uren kosten om zo'n wand te beklimmen. Hij alleen. Hij zou het meisje nooit omhoog kunnen krijgen.
  
  Hij zag een aantal grotopeningen aan de overkant van het dal, donkere vlekken in de voet van de rotsen. Hij vermoedde dat het dal vroeger bewoond was geweest door primitieve mensen. Een archeoloog zou het hier geweldig naar zijn zin hebben. Misschien zou die er achter kunnen komen wat voor stank het was. Nick trok zijn neus op. Bah! Het rook naar dierlijke uitwerpselen die weigerden te vergaan, die rijp en stinkend in de zon lagen.
  
  Hij liet de kijker verder glijden om de noordwand te bekijken. Hier zag hij, boven een kleine glooiing in de rotsen een vage glinstering aan de horizon. Hij wist dat het Mount Makaloe was. Everest lag er achter. Met de voortreffelijke kijker en in deze heldere lucht kon hij bijna honderdvijftig kilometer ver zien.
  
  Op een van de meer nabije berghellingen zag hij een dorpje dat als een vogelnest tegen de wand hing. Hij zag rook en gefladder, waarschijnlijk gebedsvlaggen. Rond het dorp bewogen zich bruine vlekjes in een veld - ploegende yaks?
  
  Het dorp stoorde hem niet. Er was niet veel kans dat iemand daar een sterke kijker bezat. Het was mogelijk zich door het dal te bewegen met weinig kans op ontdekking. Nick liet de kijker zakken, rolde om op zijn rug, keek naar de lucht en stak een sigaret op. De rook verdreef de stank enigszins.
  
  Ze hadden, dacht hij, fenomenaal geluk gehad. Volgens de wet op de kansberekeningen moest er nu spoedig iets mis gaan. Maar intussen zaten ze goed. De generaal was dood en kon niet aan het spreken worden gebracht. De bedienden en dorpelingen, de 'soldaten,' konden wel aan het spreken worden gebracht, maar ze wisten niets. De autoriteiten zouden natuurlijk achter de vliegtuigen komen en horen over de twee vreemdelingen die waren gekomen en verdwenen, maar ook op dat punt hadden ze geluk gehad. Er bestond een goede kans dat de Chinezen zouden denken dat het tweetal uit was op het geheime vliegveld waar de generaal het over had gehad.
  
  Fan Soe kwam uit de grot met de twee geweren. Ze glimlachte tegen hem en hij glimlachte terug. Haar stemming was weer omgeslagen. 'Aan het dagdromen? Daar vinden we de trap niet mee - als er al een trap is.'
  
  Killmaster gooide zijn sigaret weg en stond op. Hij pakte een geweer van haar aan. Laten we eens gaan kijken. En bid maar dat we iets vinden, want als de oude heer heeft gelogen, moet ik jou hier laten terwijl ik het karwei opknap.' Hij wees naar de rots boven hen en voegde er met een scheef lachje aan toe: 'Tenzij je een goeie bergbeklimster bent.' Het meisje keek om zich heen. De glimlach verdween. 'Ik kom op de een of andere manier wel omhoog. Ik blijf hier niet alleen achter.'
  
  Nick liep de grot in om zijn klimspullen te pakken. Ze daalden behoedzaam af naar de voet van de rots, en klommen over stapels rotsblokken die er door een slordige reuzenhand gestrooid schenen te zijn. Ze passeerden de opening van een grot.
  
  Achter hem zei ze: 'Die stank - heb je het gemerkt? Het is sterker als we dichtbij een grot komen.'
  
  Nick keek weer door de veldkijker naar de rotswand voor hen. 'Denk er maar niet aan,' zei hij. 'Waarschijnlijk slecht loodgieterswerk. Die grotbewoners wisten nog niet veel van sanitair af.'
  
  Hij hoorde haar mompelen - 'Hai p'a.' Ik ben bang. De woorden die ze tijdens de nachtmerrie in Los Angeles had geuit. Woede steeg in hem op, niet zozeer jegens het meisje dan wel jegens de omstandigheden. Godverdomme! De toestand was al moeilijk genoeg zonder dat het meisje opeens op onverklaarbare wijze afknapte en ...
  
  De trap!
  
  Daar was hij, uitgehakt in de rotswand. Nick snelde naar voren. 'Hier is het, kindje. Mijn God, hier hebben we de trap!'
  
  De eerste vage groef in de rots bevond zich op heuphoogte. Nick keek er naar. Het was een ondiepe, ruw uitgehakte vore, nauwelijks vijftien centimeter breed en drie centimeter diep, maar het was ongetwijfeld mensenwerk. Door de eeuwen heen waren de beitelsporen door erosie glad geschuurd, maar ze waren toch nog zichtbaar. Nick keek omhoog. Ze stegen recht omhoog over een afstand van een meter of dertig, weken dan uit naar rechts om een overhangende rots te ontwijken. Verder kon hij niet zien. Hij wendde zich tot Fan Soe. 'Ik ga naar boven om wat rond te kijken. Ik denk dat het tamelijk makkelijk zal zijn. Voor mij, in elk geval, en ik knap de ruwe plekken wel een beetje voor je op. Heb je ooit geklommen?'
  
  'Nog nooit.'
  
  'Er is niks aan,' zei hij met een overtuiging die hij niet voelde. 'Het belangrijkste is dat je je neus tegen de rots drukt en niet omlaag of omhoog kijkt voorbij de volgende trede. En blijf in beweging - niet stil blijven staan.'
  
  Fan Soe keek hem na, toen hij met zijn klimmateriaal, de Luger en de stiletto omhoog ging. Hij sloeg de dikke rol nylonkoord over zijn schouder en duwde een rotshamer in zijn riem, waar al een tasje aan hing met verschillende soorten klimpennen. De bontlaarzen waren niet bepaald geschikt om te klimmen, maar daar was niets aan te doen.
  
  Tot aan de eerste overhangende rots was het makkelijk. Hij keek omlaag. Ze keek naar hem op, had haar ogen met haar hand afgeschermd tegen de weerkaatsing van de rotsen, en met een schok besefte hij dat er geen weerkaatsing was. De zon was verdwenen. De wind leek iets straffer. Er kon slecht weer op komst zijn. Dat hadden ze nog net nodig.
  
  Vlak boven de overhangende rots waren de treden geërodeerd tot slechts schrammen in de steen. Hier zou ze nooit langs komen. Hij sloeg een pen in een kras naast de laatste trede, bond de lijn vast en klom langzaam omhoog naar de volgende goede trede, ongeveer vier meter hoger. Dit was bijna het echte klimwerk, en voor het laatste houvast voor de hand moest hij zijn wanten uittrekken en tussen zijn tanden nemen terwijl hij naar een spleet zocht. Toen hij die vond, gleed zijn voet uit, en een seconde hing hij aan zijn vingertoppen te bengelen. Hij zocht vloekend houvast voor zijn tenen. Dat was te veel op het nippertje geweest. Hij was niet in vorm. Hij bereikte de volgende goede treden en sloeg nog een pen in de wand waar hij de lijn aan vastknoopte, om hem daarna te vieren. Op weg naar beneden zou hij de lijn aan de eerste pen binden.
  
  Nick was nu ongeveer halverwege.
  
  De treden begonnen te hellen en weken zijwaarts af in de rotswand. Wie de treden ook gebeiteld mochten hebben, ze waren intelligent genoeg geweest om de makkelijkste route te kiezen. Het moest hen jaren gekost hebben om deze trap met hun primitieve gereedschap uit te hakken. Het ging nu vrij vlot. Terwijl hij klom, begon Nick vooruit te denken. De timing zou belangrijk zijn. Ze moesten langs deze rotswand omhoog en dan een vierhonderd meter over ruw terrein afleggen naar het Tsjoembidal. Hij was van plan het te doen als de schemering inviel en het licht hen gunstig gezind was. Ze moesten de rand van het Tsjoembidal bereiken eer het volkomen donker was. De terugweg zou makkelijker zijn omdat ze het terrein dan kenden en hun lantarens konden gebruiken. Het kon hem niet veel schelen of de vijand hem ontdekte nadat hij de explosieven had aangebracht. Hij keek naar de lucht. Die was nu dofgrijs, en in de opstekende wind dansten sneeuwvlokjes. Verdomme: Hij kon alleen maar hopen dat de storm zou uitblijven tot het karwei was gedaan.
  
  Toen hij de top naderde werd hij zich in toenemende mate bewust van vermoeidheid. Toen hij zich eindelijk over de rand trok hijgde hij. Zelfs hier, op betrekkelijk geringe hoogte, was de Tibetaanse lucht ijl. Je merkte het niet tot je je flink had ingespannen. Hij bleef op zijn rug liggen uitblazen. Twee sneeuwvlokken kleefden smeltend aan zijn gezicht. Recht boven hem cirkelde een grote adelaar. Ik hoop, dacht hij met een zuur lachje, dat je geen Chinese adelaar bent.
  
  Toen hij weer gewoon kon ademen kroop hij naar een rotsuitsteeksel en keek door zijn kijker. Hij knikte. De CIA-kaarten schalen waren uiterst nauwkeurig. Dat moest hij hen nageven. De afstand van waar hij lag tot aan de rand van het plateau waar het overging in het Tsjoembidal was inderdaad ongeveer vierhonderd meter. Nog ver genoeg, als je bedacht dat ze het op handen en knieën moesten afleggen.
  
  Het terrein glooide geleidelijk omlaag. Het was een ruw stuk, niet ongelijk aan de bodem van het dal, maar met hier en daar gladde plekken sneeuw.
  
  Verborgen spleten? Nick haalde zijn schouders op. Moest het er maar op gokken. Hij probeerde een zo recht mogelijke route over het terrein uit te stippelen, met gebruikmaking van alle beschikbare dekking.
  
  De wind werd straffer. Hij blies recht in zijn gezicht, en hij hoorde een zacht zoemend geluid uit de richting van het Tsjoembidal. De wind zakte, en het geluid hield op. De wind kwam terug, en hij hoorde het weer. Tenslotte kon hij het thuisbrengen. Een generator. Dat moest een enorm grote zijn. Hij had zich geen beter richtbaken kunnen wensen.
  
  Nick liet zich weer langs de rotswand zakken. Toen hij bij de overhangende rots kwam, stopte hij om na te denken. Het meisje kon langs de lijn en de klimpennen omhoog komen als hij haar hielp. Omlaag gaan zou lastiger zijn. Het was mogelijk dat ze grote haast zouden hebben.
  
  Nick vond een spleet en hamerde er een pen met een ring in. Hij bevestigde er een koord aan, werkte zich naar de overhangende rots toe, sloeg er nog een ringpen in en voerde het koord er doorheen. Ze keek van beneden naar hem op, en haar gewatteerde jas was bevlekt met sneeuw.
  
  Hij gooide haar de lijn toe. 'Vangen.' Toen hij beneden was sloeg hij het uiteinde van het koord om een rotsblok dat een meter of zeven van de wand omhoog stak. Hij legde uit: 'Naar omhoog doe je het op de moeilijke manier. Je volgt mij. Naar omlaag is makkelijker tot je bij die overhangende rots komt. Dan ga jij voor mij uit. Als je bij die uitstekende punt komt, sla je je armen en benen om de lijn en laat je omlaag glijden. Okay?'
  
  Ze glimlachte niet. 'Okay, Nick. Als jij het zegt. Hoe is het daarboven?' Hij vertelde het haar terwijl ze terugliepen naar de grot. Ze luisterde, knikte af en toe, keek somber. De stank was nu erger. Nick stak een sigaret op en bood haar er een aan, maar ze sloeg hem af. Haar donkere ogen gleden onophoudelijk door het dal. De sneeuw begon nu dichter te vallen.
  
  Toen ze de grot instapten zei ze: 'Ik denk dat we een sneeuwstorm krijgen. Dat kan hier erg zijn, zelfs zo vroeg in het seizoen.'
  
  Hij haalde fakkels uit de rugzak. 'Ik weet het. Een stormpje geeft niet, kan ons zelfs helpen. Maar het moet geen echte verblindende storm worden.'
  
  Fan Soe zette kokendhete thee op de kleine drukkoker. Ze aten uit blikjes en Nick nam een slok Scotch. Eén borrel. Ze dronk niet mee.
  
  Nadat hij had gegeten ging Nick met de fakkels naar de kleine kale plek in het midden van het dal. Hij zette ze uit in een vierkant, als landingsplaats voor de grote helikopter die hen, naar hij hoopte, zou ophalen. De helikopter zou onder de buik van een B52 worden vervoerd en genoeg brandstof aan boord hebben om naar Sikkim terug te vliegen. Hij keek naar de lucht en luisterde naar
  
  het opstijgende kabaal van de wind. Toen hij terugkwam in de grot, lag ze in haar slaapzak. Hij liep naar de zijne toen ze zei: 'Nick. Kom alsjeblieft bij me. Nee - niet voor de liefde. Ik wil gewoon bij je zijn. Ik wil dat je me vasthoudt.'
  
  Hij wrong zijn forse lichaam in de slaapzak naast haar. Hij hield haar vast en fluisterde: 'Ga slapen. En maak je geen zorgen - alles gaat goed. We hebben ze te pakken - ze hebben er geen idee van dat we hier zijn.'
  
  Ze knikte en klemde zich aan hem vast. 'Dat weet ik - daar gaat het niet om. Ik voel me alleen zo raar, Nick. Ik ben bang en ik weet eigenlijk niet waarom. Zo ben ik anders niet, echt niet. Ik ben zo nerveus en gespannen dat ik wel zou kunnen gillen. Ik denk dat het vooral door die afschuwelijke stank komt. Het is net...'
  
  Ze zweeg. Hij vroeg: 'Wat is het net, kindje?'
  
  'Laat maar. Ga jij nou ook slapen, engel. Jij bent degeen die al het zware werk moet doen.'
  
  'Een van ons moet wakker blijven.'
  
  'Ik blijf wel wakker. Ik kan toch niet slapen. Kom nou, ga jij maar slapen.'
  
  Ze controleerden hun horloges. Even later lag hij te slapen, en Fan Soe keek met tedere blik naar de man van wie ze altijd zou houden.
  
  Ze rilde en drukte zich dichter tegen hem aan toen de stank terugkeerde. Een dikke, kleverige, onzegbare stank. Ze had hem bijna gezegd wat de stank voor haar betekende - het was de geur van de Dood ...
  
  
  
  Het laatste licht verdween net toen ze de overkant van het plateau tussen hun dal en het Tsjoembidal bereikten. Ze hadden de klim zonder veel moeilijkheden afgelegd en hadden de vierhonderd meter over rotsgrond en door sneeuw gekropen. Nick lag nu aan de rand en keek naar het dal beneden. Hij draaide aan een knop op de kijker waardoor deze een nachtkijker werd, en bekeek de donkere gleuf onder hen nauwkeurig. Het gezoem van de generator, dat nu harder klonk, kwam van links. Hij wachtte geduldig, schermde zijn gezicht af tegen de bijtende wind. Langzaam rondtollende sneeuw dwarrelde in de kloof onder hen. De wind was nog niet te krachtig. Als de storm nog een paar uur uitbleef, zaten ze goed.
  
  Nu was alles een kwestie van geduld. Hij was van plan een uur, hooguit twee uur, te wachten, tot hij daar beneden iets had gezien. Zo niet, dan zou hij toch moeten afdalen en op onderzoek uitgaan.
  
  Er ging bijna een uur voorbij. Niets. Ze lagen naast elkaar op de rotsgrond, de sneeuw viel op hen, en ze zeiden heel weinig tegen elkaar.
  
  Toen een vonkje in de avond. Een gele flits uit de richting van de generator. Iemand had een deur geopend en gesloten.
  
  'Dat is het,' zei hij. Hij haalde zich de kaarten en de satellietfoto's voor de geest. Er was een halvemaanvormige ruimte uit de rotsen gehakt, met een parkeerterrein aan de zijkant, en Nissenhutten in de buurt. Dit was een open vlakte, waar een smalle asfaltweg de gedeelten van de tunnel met elkaar verbond. Ergens in die halve maan bevond zich een deur, een toegang tot de rotsen die de andere kant van de Tsjoembi-pas vormden. Die moest hij vinden. Ze hadden knopen gelegd in honderd meter nylonkoord dat door ringpennen was gehaald die in de rotswand vlakbij de rand waren geslagen. Nick raapte het koord op en wierp het in de diepte. Moest lang genoeg zijn. Hij stond op, wreef zich de handen en stampte met zijn halfbevroren voeten. Hij betastte zich een laatste keer: tas met explosieven, Luger en stiletto op hun gebruikelijke plaats, het veldmes in zijn riem, de afgezaagde buks aan een riem op zijn rug. Hij trok zijn wanten uit en gooide ze op de sneeuw, en zijn handen werden nu alleen beschermd door dunne handschoenen. Het meisje hield de twee geweren met sluipschuttervizier bij zich. Ze zou niet veel raken, wist hij, maar als hij op de terugweg in moeilijkheden kwam, kon zij voor afleiding zorgen, de Chinezen laten denken dat ze door een hele groep werden aangevallen.
  
  Nick nam haar kin in zijn grote hand. 'Als je moet schieten, kruip dan heen en weer langs de rand. Schiet er maar op los. Spuit al het lood dat je hebt, geef mij een kans om terug bij het koord te komen.'
  
  Ze greep zijn hand beet. 'Nick! Oh, Nick ...'
  
  Hij tikte haar op de wang. 'Rustig maar. Je weet wat je moet doen. We hebben het allemaal uitgewerkt. Doe het. Ik reken op je. Tot straks.' Killmaster pakte het koord op, zette zijn voeten schrap op de rand, en verdween uit het gezicht. Hij liep een paar meter naar beneden, tot de lijn strak boven hem stond: toen liet hij zijn benen bengelen en liet zich snel, knoop voor knoop, zakken. Er waren geen overhangende rotsen en de lijn viel recht omlaag naar de bodem van het dal. Hij telde de knopen terwijl hij zakte. Toen zijn voeten de harde grond raakten, had hij iets meer dan zeventig meter afgelegd. Hij trok het extra koord in en rolde het op. Uit zijn zak haalde hij een kleine cilinder met aan één kant een rubber zuignap. De andere kant was hol. Nick drukte op een knopje en een rood lichtje gloeide op in de holte. Hij duwde de zuignap op de rotswand waar het koord hing. Het rode lichtje was slechts recht van voren te zien. Uit een andere zak haalde hij een zwart metalen doosje ter grootte van een sigarettenkoker, en hij drukte het tegen zijn oor. Het biep-biep-biep klonk luid, bijna oorverdovend. Hij zou in staat zijn het koord terug te vinden. Hij stak het metalen doosje weer in zijn zak.
  
  Het was volslagen donker. Hij vond zijn weg door naar de rots en het rode lichtje te kijken en vervolgens rechtsaf te slaan. Hier maakte de weg een bocht. Hij tastte behoedzaam voorwaarts tot hij het asfalt onder zijn voeten voelde. Hij trok een handschoen uit en stak een vinger in de sneeuw om zich te overtuigen. Ja, hij bevond zich op de weg. Terwijl hij voorzichtig verder ging, reconstrueerde hij het terrein op basis van de kaarten en zijn verkenning van die middag. De in de rotsen uitgehakte halve maan bevond zich op ongeveer vijfhonderd meter van de plek waar hij nu was. Binnenkort moest hij een slagboom met contragewichten ontdekken. Die zou nu omlaag zijn. Hij liet de stiletto in zijn rechterhand glijden en trok met zijn linkerhand het veldmes uit de schede. Er moest geruisloos gedood worden.
  
  Hij liep nu met het veldmes voor zich uitgestoken. De wind in de smalle monding van de pas was krachtig en gilde hem tegemoet. Een melange van sneeuw en hagel sloeg in zijn gezicht.
  
  De slagboom was inderdaad neer. Zo lang ze van boven hadden toegekeken was er geen verkeer op de weg geweest. Er was geen schildwacht bij de slagboom.
  
  Killmaster sloop nog honderd meter verder, bleef toen abrupt staan. Hij snoof de lucht op en glimlachte. Wat hij had verwacht. De verse, scherpe geur van de rook van brandend hout. Ergens voor hem uit was een wachthuisje en de schildwacht stookte een vuurtje. Hij hoopte dat er slechts één man zou zijn. Hij kon er twee makkelijk genoeg doden, maar dat was riskant en altijd gevaarlijk. Er bestond altijd de kans dat een van hen kon schreeuwen of een schot lossen.
  
  De rook werd dikker, en hij liet zich op handen en knieën vallen en kroop verder. En nu zijn ogen aan de duisternis waren gewend zag hij de kleine hut tien meter verderop. Er was een vage roodachtige gloed zichtbaar. Een raam, met een kachel er achter.
  
  Maar hoeveel man? Hij kroop naar de hut. Eén man. Eén schaduw in de hut, gebukt over een roodgloeiende kachel. Killmaster liet zich onder het raam zakken, tikte zacht op de deur met het veldmes. Beweging in de hut. De schildwacht riep: 'Wie is daar?' Een jeugdige stem, de stem van een jongen. Arme jongen, om vanavond dienst te hebben. Hij klopte weer op de deur.
  
  Nick pakte hem van achteren, sloeg een arm om zijn keel om de kreet te smoren, greep met de andere hand naar het geweer. De soldaat liet het geweer vallen en kronkelde hulpeloos in de greep van de AXE-man. Nick drukte de punt van de stiletto op de keel van de man en fluisterde zacht in het Chinees: 'Rustig. Als je gehoorzaamt en je kalm houdt dood ik je niet.' Soms moest je wel liegen. Hij trok de man naar binnen. Hij had gelijk gehad, het was een jongen. Nick duwde hem vlak voor de kachel op de knieën, tot de stank van geschroeid haar de hut vervulde. Killmaster stelde vragen. Hij kreeg antwoorden. Waarheidsgetrouwe antwoorden, geboren uit pure angst.
  
  Het was tijd hem te doden en verder te gaan met het karwei. Hij had alle informatie die hij nodig had. Hij kon het niet doen. De stiletto wilde niet neerkomen. De AXE-man vervloekte zichzelf. Waarom had het geen man kunnen zijn? Een jongen, een baardeloze knaap! Hij kon het niet. Tenslotte sloeg hij de jongen bewusteloos met een karateslag en bond hem met een stuk touw dat aan een spijker hing. En nu drong de tijd steeds meer. Hij verliet de hut. Verderop boog de weg naar rechts en vormde een halve cirkel. Vage lichten schenen in de Nissenhutten en hij zag de silhouetten van vrachtwagens op het parkeerterrein. Hij was halverwege de cirkel en naderde de toegang tot de rotsen toen de deur van een van de Nissenhutten openging. Nick drukte zich plat tegen een rots.
  
  Een man deed een paar stappen naar buiten en waterde. Achter hem zag Nick lichten, rook die in de lucht kringelde, en een groepje soldaten rond een paar kaartspelers. Toen de man klaar was ging hij weer naar binnen. De deur sloeg dicht. Nick blies zijn adem uit en ging verder.
  
  Hij vond de ijzeren deur in de rotswand zonder moeite. Naar rechts, had de jongen gezegd. Nick tastte en zijn vingers voelden het paneel. Hij vond een knop. Hij drukte er op. En nu de grote bluf.
  
  Ergens boven zijn hoofd kraakte een luidspreker. Er werd om zijn naam en bedoelingen gevraagd. Nick legde zijn mond dicht tegen het paneel en gaf antwoord. Hij benoemde zichzelf tot generaal van het Volksleger, een zeer ongeduldige en profanerende generaal. Er waren grote moeilijkheden. Hij wenste onmiddellijk toegelaten te worden en als de stronthoren daarbinnen niet opschoot, kwam hij voor het vuurpeloton.
  
  De ijzeren deur gleed open. Nick was door de opening en in de voorkamer eer de verraste luitenant zijn vinger van de knop had gehaald.
  
  De luitenant schrok net lang genoeg van de duivel met het zwarte gezicht. Nick trof hem met de stiletto in het hart. Hij trok het lichaam uit de stoel en wierp het in een donkere hoek. Verder was er niemand te zien. Uit de kamer leidde een gang naar het binnenste van de berg. Daar ergens bevond zich Prop B. Hij zou er niet naar op zoek gaan. Als de ijzeren deur achter hem dicht ging, terwijl hij daar in het binnenste was, had hij het gehad. Hij had andere plannen, betere plannen.
  
  Nick rende terug naar het bureau. Hij had de kleine granaat nu tevoorschijn gehaald, een handvol hel. Hij duwde het tijdmechanisme in een gleuf, draaide het om, trok toen de pin los. De bom stond nu op scherp. Tikte. Om half één, een half uur nadat ze waren opgepikt, zou deze berg dag met het handje zeggen. De berg en alles rondom in een straal van vijftien kilometer.
  
  Hij zakte op zijn knieën en kroop in de opening onder het bureau. Hij plakte de tikkende granaat in een hoekje vast waar hij niet door een been of knie beroerd zou worden.
  
  Er waren vijf minuten verstreken. Nick keek snel naar de knoppen op het bureau. Er waren er drie. Een om de deur te openen, een om hem te sluiten, de derde ongetwijfeld een alarm. Zijn vinger aarzelde. Het waren zwarte knoppen, er was geen onderscheid tussen. Hij keek naar de ijzeren deur. Hij stond nog open, en het licht viel op de vallende sneeuw. Als een van de soldaten in de hutten het zag en nieuwsgierig werd ...
  
  Hij durfde het niet te riskeren. Hij draaide zich om en rende de gang in, terwijl hij dingen uit zijn tas met explosieven rukte. Hij rolde een lont uit. Ze mochten één lokvogel vinden, twee desnoods, zolang ze de granaat onder het bureau maar niet vonden.
  
  De gang kwam uit op een diepe ronde kuil die in de rots was uitgeboord. En daar was hij. Prop B! Hij hing aan een hoge driepoot van stalen balken, een overmatige torpedo. Hier en daar was het ding opengewerkt en aan de andere kant zag hij licht schijnen. Er waren nog geen mechanismen in aangebracht. Mooi zo. Dat zou er na half één ook niet meer van komen.
  
  Rond de kuil liep een galerij met een ijzeren reling en met gangen die er op uitkwamen. Ongetwijfeld naar de laboratoria. Een steile ijzeren ladder voerde naar de bodem van de kuil. Nick kwam in de verleiding. Een bolletje plastique in het ding zelf zou een prachtige afleidingsmanoeuvre zijn. Als ze het op tijd vonden, zouden ze niet verder zoeken, in de zekerheid dat ze veilig waren.
  
  Nee. Hij hoorde stemmen in de kuil. Twee mannen in witte jassen waren beneden uit een gang gekomen en liepen naar de enorme driepoot.
  
  Nick had een stuk plastique ter grootte van een tennisbal. Hij trok zich in de schaduw terug en dacht een flits van een seconde na. Zijn zenuwen begonnen nu te zoemen. Tijd om weg te wezen - weg te wezen.
  
  Hij sloop naar de ijzeren reling van de galerij. De mannen stonden recht onder de driepoot en keken naar het torpedovormige omhulsel, praatten en gebaarden. Nick keek over zijn schouder. De gang was leeg, de ijzeren deur stond nog open. Dit soort mazzel kon niet veel langer duren. Er moest iets gebeuren.
  
  Hij duwde een ontsteker in de plastique, draaide het tijdmechanisme om, plakte het bolletje toen voorzichtig op een van de staanders van de reling, dichtbij de vloer. Misschien vonden ze het, misschien ook niet. Gaf niet als ze het vonden. Zo niet - nou, het plastique was afgesteld op dezelfde tijd als de atoomgranaat.
  
  Toen hij zich omdraaide om naar de uitgang te sprinten, stootte de buks tegen de reling.
  
  Een van de mannen onder de driepoot keek op, en zag Nick. Er klonk een kreet, een opgewonden geratel. Nick stapte in het volle licht en keek afschuwelijk grijnzend op hen neer, waarbij zijn tanden als haaientanden in het zwarte gezicht glinsterden. Hij hief een staaf dynamiet op, liet hem goed zien, smeet hem toen omlaag in de kuil. Hij zou niet ontploffen. Hij wilde ook niet dat hij zou ontploffen. Dat zou het ding onder het bureau op gang kunnen brengen. De mannen waren roepend en struikelend weggevlucht. Nick sprintte langs de ijzeren deur en hoorde ergens in de berg een alarm overgaan. Hij smeet de tas met explosieven weg en rende verder. Hij kwam aan de weg, drukte het metalen doosje nu tegen zijn oor en liet zich door het biep-biep-biep, dat steeds sterker werd, leiden.
  
  Achter hem gingen lichten aan en een sirene begon de loeien. Nick rende voort. Hij was de slagboom vergeten en dreunde er tegen aan, gleed uit, viel op zijn gezicht, kwam overeind en rende verder.
  
  Het gepiep was nu zeer luid, en hij bleef staan, keek wild om zich heen naar het rode lichtje, zag het tenslotte als een veilig baken in de stormachtige avond. Hij tastte even rond, en zijn vingers raakten het koord Hij gooide de afgezaagde buks en het veldmes in een hoop sneeuw. Hij beproefde de lijn. Fan Soe was daarboven, zat op hem te wachten. Hij trok het rode lichtje los en vermorzelde het onder zijn voet.
  
  Hij begon omhoog te klimmen.
  
  Hij was halverwege toen hij het eerste schot hoorde. Hij herkende de zachte knal van de Mannlicher. Toen nog een schot. Toen stilte.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Killmaster bleef vlak onder de rand van de rots aan de lijn hangen en luisterde. Slechts het gieren van de wind die hem heen en weer slingerde aan het dunne koord. Absoluut niets na het laatste schot. Hij trok zich over de rand, rolde een stukje door, en kwam overeind met de Luger in zijn hand. Nog steeds niets. Op de wind hoorde hij het loeien van de sirene beneden. 'Fan Soe?' riep hij. De wind antwoordde. Vergeefs. In deze opstekende storm zou ze hem niet kunnen horen. Wat was er verdomme aan de hand? Ze zou nooit zonder reden hebben geschoten.
  
  Hij besloot de lantaren aan te knippen. In het licht zag hij het geweer. Een van de Mannlichers die in de sneeuw lag. Hij knipte de lantaren uit, kroop naar het geweer en pakte het op, terwijl hij zijn paniek terugdrong. Dat verdomde geweer was krom gebogen.
  
  Hij liet het kapotte wapen vallen en kroop een paar meter weg. Hij gebruikte de lantaren weer en scheen over het plateau. Hij zag de eerste bloedspatten vuurrood in de sneeuw. Fan Soe had de vijand in elk geval verwond. Ja? Was het haar bloed of dat van de vijand?
  
  Hij kroop naar de bloedvlek, scheen er met de lantaren op. Een bloedspoor voerde weg van het plateau in de richting van het dal.
  
  De oude generaal had gezegd: 'Die plek staat bekend als het Dal van de Jeti.'
  
  Hou nou op, zei Killmaster tot zichzelf. Hou nou op!
  
  Hij stond onvervaard op, vouwde zijn handen langs zijn mond en riep: 'Fan Soe - Fan Soe!'
  
  Slechts de wind antwoordde. De sneeuw joeg in zijn gezicht. En hij zag het andere geweer.
  
  Nick volgde de straal van de lantaren, en raapte het geweer op. Het was onbeschadigd, lag ver van de bloedvlek, alsof het met geweldige kracht was weggeworpen. Hij controleerde het geweer, duwde een patroon in de kamer, stopte de Luger weg. Hij scheen in het rond.
  
  Hij zag het spoor. Hij boog zich er overheen en zijn nekharen gingen overeind staan. Hij had eens het spoor van een gorilla gezien, en dit leek er wel op. Maar toch niet helemaal. Een sneeuwbeer? De ene afdruk was drie decimeter breed en iets langer.
  
  Bij het licht van de lantaarn verkende hij het plateau. Hier en daar zag hij bloed en af en toe een van de groteske sporen waar de wind ze niet had uitgewist. Het kostte hem ongeveer een minuut om te beseffen waar het ding heen ging - terug naar de trap in de rotswand van het dal. Het ding. Iets! Maar nu gaf hij zichzelf toe dat het niet menselijk was, in elk geval niet helemaal. En wat het ook was, het had Fan Soe bij zich.
  
  Nick Carter begon zo snel mogelijk over het ruwe terrein te rennen en zijn lantaren pikte af en toe het bloedspoor op. Hij hield het geweer gereed en zijn gezicht was grimmig en koud - en hij besefte dat hij nog nooit zo bang was geweest.
  
  Hij bereikte de rand van het dal. Hier had hij een pen in de wand geslagen en er een stuk koord aan bevestigd om het meisje bij de afdaling te helpen. Hij liet zich op zijn buik vallen en kroop naar de rand, liet de krachtige lichtstraal langs de rotswand schijnen. Niets, behalve de jagende sneeuw. En de stank! Die afzichtelijke stank die uit het dal opsteeg. En wat bloed op de sneeuw naast de pen.
  
  Killmaster hing het geweer aan zijn schouder en liet zich over de rand zakken. Terwijl hij moeizaam de gevaarlijke afdaling begon, besefte hij dat het schepsel langs dezelfde weg omlaag gegaan moest zijn. Met het meisje bij zich!
  
  Een sneeuwgorilla? Er deden wilde verhalen de ronde in Tibet over dergelijke schepsels. Jeti? Verschrikkelijke Sneeuwman? Dat was toch te gek! Maar iets had het meisje gepakt, had een stalen geweerloop kromgebogen als een rietje, en was een steile wand afgedaald met een last van honderd pond alsof hij met een lift was gegaan. En dan was er steeds de stank - als een ton verse stront!
  
  Hij kwam bij de overhangende rots waar hij een lijn had bevestigd zodat Fan Soe zich naar beneden kon laten glijden. Dat ging sneller. Hij sloeg een arm en been om het slingerende koord en liet zich, met het geweer in de ene hand en een vinger om de trekker, zakken.
  
  Ze lag vier meter van de rand van de rots in elkaar gedoken in de sneeuw. Hij rende naar haar toe terwijl hij met de lantaren rond scheen, maar hij zag niets anders dan sporen die verdwenen. En bloed. Ze had het ding tenminste verwond.
  
  Hij knielde neer, wetende wat hij te zien zou krijgen, en liet het licht op het roerloze lichaam schijnen. Ze was dood. Haar gewatteerde pak was aan repen gescheurd - ze moest verwoed hebben teruggevochten - en haar delicate gelaatstrekken waren uitgewist met een slag van een enorme klauw. Haar slanke keel was open geritst, en onder het gescheurde jasje zag hij verschrikkelijke beten op haar armen en schouders.
  
  Nick kon zich er niet toe brengen lang naar het verwoeste gezicht te kijken. God wist dat hij genoeg bloederige dood had gezien, maar dit was te veel, zelfs voor hem. Hij trok de gescheurde jas over haar gezicht en verzwaarde de punten met stenen tegen de wind.
  
  Hij nam het geweer op en liep naar het eerste spoor, twee meter verderop. De wind was hier in de beschutting van het dal niet zo fel, en hij kon het spoor moeiteloos volgen. In de luwte van een basaltblok vond hij de eerste perfecte afdruk. Hij knielde om hem te bestuderen. De voet, poot, klauw? van het ding had twee tenen van voren en drie van achteren.
  
  Hij volgde de sporen naar de ingang van een grot dichtbij de trap. Het hol dat naar de grot voerde was laag en smal; hij moest zich dubbelvouwen om het licht van de lantaren naar binnen te laten schijnen. Hij zag meer bloedvlekken en op de droge rotsgrond in de grot besmeurde voetafdrukken. Daarna geen afdrukken meer, alleen maar bloed dat door de gewelfde grot naar een tweede donkere hol aan de andere kant liep.
  
  Kom op, lafaard. Pak dat ding. Vermoord het. Wat het ook is - vermoord het.
  
  Hij kroop op zijn buik de grot binnen en zag dat het gat aan de overkant via een nauwe bochtige tunnel naar een tweede grot voerde. En nog steeds zag hij de bloedsporen - het moest hier ergens zijn.
  
  De stank was nu enigszins anders. Nick kroop verder, ontdekte dat de ene grot naar de andere voerde. Hij bleef hijgend even liggen, keek achterom naar de sneeuw die voortjoeg. Zou de B52 in dit weer een helikopter kunnen lanceren?
  
  Op dat moment kon het Nick niets schelen. Hij liep de grot door, liet zich op zijn buik vallen, controleerde het geweer, en wrong zich in de smalle tunnel.
  
  Het werd een nachtmerrie. Een spookachtige droom waarin hij het bloed volgde door eindeloze rotsige tunnels en gangen en niet opschoot. Eén keer zag hij een rode glinstering in de duisternis voor hem uit. Ogen die in het donker staarden. Er was nu bijna geen licht meer en hij kon niet zien wat er aan de ogen vastzat -slechts een vaag ding in de schaduwen. Hij schoot, en wist dat hij gemist had toen de echo nog rond zijn oren klonk. Het ding ging verder, buiten zijn gezichtsveld.
  
  Nick begreep nu dat het schepsel tot op zekere hoogte kon denken. Het was gewond en had de oorsprong van de pijn in verband gebracht met het geweer in Nicks hand; hij kreeg het ding niet meer te zien en geleidelijk nam de stank af.
  
  Toen hij tenslotte weer een open grot bereikte, zag hij tot zijn ver bij', tering zijn spullen liggen. Het was hun grot, de grot waar ze zich die dag verborgen hadden gehouden. Nick Carter keek op zijn horloge. Kwart voor twaalf! Hij keek naar de gang die achterin de grot begon, en naar een tweede grot voerde, en nog een grot, en nog een, en hij wist dat hij verslagen was. Zijn smalle gezicht vertrok en hij gromde diep in zijn keel en op dat moment school er iets van het beest in de AXE-man. Hij bleef slechts lang genoeg in de grot om de batterijen in de lantaren te verwisselen: toen baande hij zich een weg naar het midden van het dal. Hij moest gebogen tegen de wind in lopen, maar het sneeuwde niet zo hard meer. Hij ontstak de fakkels, zag het vuur opflakkeren en de landingsplek voor de helikopter aangeven. Hij ging terug naar de plek waar Fan Soe lag. De sneeuw had haar lichaam half bedekt. Hij keek niet naar het gezicht, maar tilde haar op en droeg haar naar de bloedrode fakkels. Toen wachtte hij, opkijkend in de jagende storm.
  
  De grote helikopter met de twee rotors, heen en weer gesmeten door de wind, zakte om 12.13 uur uit de wolken. Dertien minuten te laat.
  
  Nick rende naar de machine toen er behoedzaam een deur openging. Er brandden geen lichten.
  
  Iemand vroeg: 'Gele Venus?'
  
  'Ja.' Hij tilde het lichaam van het meisje op. 'Leg een deken over haar.'
  
  Killmaster bleef achterin de helikopter zitten, bij het meisje. De sergeant ging terug naar de luitenant die de helikopter bestuurde.
  
  'Hij zegt dat we snel moeten wezen,' zei de sergeant tegen zijn meerdere. 'Hij zegt dat hier over een paar minuten de hel losbreekt.'
  
  De luitenant knikte. Na een ogenblik zei de sergeant: 'Ik heb eens goed naar het gezicht van die knaap daar gekeken. Hij ziet er uit alsof hij al door de hel is gegaan. Ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik weet niet - misschien komt het door dat lijk dat hij bij zich heeft. Moet er erg aan toe zijn. Hij wilde me het gezicht niet laten zien. Ze geven ons vandaag de dag wel leuke karweitjes!'
  
  De luitenant knikte weer. Hij was grimmig gestemd. Het zou een lange, moeizame vlucht naar Sikkim worden en ze zouden het maar net halen met de brandstof. Hij concentreerde zich op zijn eigen zorgen. Opeens sprong de grote helikopter omhoog, zwenkte, dook, viel en begon op zijn kant te draaien. De piloot trok de machine recht. De sergeant staarde naar een opbollende roodgele bal vuur onder en achter hem. De helikopter werd weer door luchtstoten getroffen.
  
  Nick Carter keek naar de heilloze uitbarsting aan de horizon. De helikopter viel omlaag als een lift. Hij stak zijn arm uit en streelde het bedekte gezicht.
  
  'Het spijt me, liefje. Maar we hebben je tenminste een mooie brandstapel gegeven.'
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  De eerste moord was een professioneel karwei. efficiënt uitgevoerd door hoogbetaalde killers.
  
  De tweede was een marteldood, de specialiteit van beulen die weten hoe pijn te rekken, ten einde alle informaties los te weken.
  
  De derde moord was ongeorganiseerd, het mes drong snel. dus barmhartig, in het lichaam van het slachtoffer.
  
  Maar iedere moord beëindigde het leven van een topspion ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"